Panorama Droochsloot
Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen | Uitgaven | Op en rond het Domplein | Vrijwaring | Contact

op het web alleen op deze webstek
(om alleen op deze pagina te zoeken druk op Ctrl-F)
Voor een nadere uitwerking van de problematiek van de vroege kerkenbouw en de kerstening in Utrecht zie onze in september 2013 verschenen uitgave De eerste kerken op het Utrechtse Domplein.

Voor kanttekeningen bij de opvattingen van de Utrechtse archeologen in 2024 over de vroege kerkenbouw in Utrecht zie DOMunder ondersteboven.


Hieronder plattegronden van het Romeinse castellum met daarin de ontwikkeling van de vroegmiddeleeuwse kerken.
In dunne lijnen de tegenwoordige rooilijnen van het Domplein en omgeving. De bebouwing is schetsmatig, dus niet maatvast weergegeven.
Ter verdere oriëntering:  1. de Domtoren; 2. de Domkerk; 3. het Academiegebouw.
Utrechts eerste kerken
Een overzicht van verdwenen kerkelijke bebouwing circa 250-1050
door Charlotte J.C. Broer en Martin W.J. de Bruijn


Te citeren als: C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn, ‘Utrechts eerste kerken. Een overzicht van verdwenen kerkelijke bebouwing circa 250-1050’ (www.broerendebruijn.nl/EersteUtrechtsekerken.html, versie van [datum], geraadpleegd op [datum]).

Over de vraag waar in Utrecht binnen het Romeinse castellum de eerste kerken hebben gestaan en wanneer ze werden gebouw­d bestaat nog steeds veel verwarring.

Hier volgt een overzicht van die kerken­bouw op basis van het uitgebreide onderzoek dat wij hiernaar de afgelopen decennia hebben gedaan. Bij dit onderzoek zijn alle beschikbare relevante gegevens bestudeerd en getoetst.

Domplein 250

Circa 250

Het Romeinse castellum Traiectum aan de Rijn is regelmatig ingedeeld. Van oost naar west loopt de via princialis, van noord naar zuid de via praetoria. Aan de zuidzijde van de via principalis, tegenover de via praetoria, staat het hoofdgebouw, de principia (A). Op de noordwesthoek van beide wegen bevindt zich een tempeltje (B).

Aan het eind van de vierde eeuw verlaten de Romeinen definitief de Rijngrens. Het castellum wordt afwisselend gebruikt door Friezen en Franken.

(Opgraving Van Giffen 1949: periode V)

Domplein 630

Circa 630

Op de plaats van dit tempeltje bouwt rond 630 de Frankische koning Dagobert een kerkje (B), dat hij aan de apostel Thomas wijdt. Hoewel er waarschijnlijk funderingsresten van dit gebouwtje zijn teruggevonden, is de omvang ervan niet volledig bekend.

Koning Dagobert schenkt dit kerkje met het castellum aan de bisschop van Keulen.

Omstreeks 650 verdrijven de Friezen echter de Franken uit Traiectum. Zij verwoesten het Sint-Thomaskerkje tot de grond.

(Opgraving Van Giffen 1949: periode VIa)

Domplein 695

Circa 695

Rond 690 heroveren de Franken de burcht Traiectum op de Friezen. In 695 wordt de Angelsaksische missionaris Willibrord door de paus in Rome tot aartsbisschop van de Friezen gewijd. De Frankische hofmeier Pippijn de Middelste wijst aan hem de burcht als missiecentrum toe.

Willibrord vestigt in het Romeinse hoofdgebouw (A) een kerk met klooster, die hij beide aan Sint-Salvator, de Verlosser, wijdt. In deze kerk wordt de eerste doopvont geplaatst. Ook de bisschopszetel komt in deze kerk te staan. 

Willibrord ontvangt van hofmeier Pippijn de Middelste een privilege bestaande uit het tiende deel van koninklijke inkomsten.

In 714 heroveren de Friezen nogmaals het castellum. Willibrord en zijn geestelijken vluchten naar het zuiden.

(Opgraving Van Giffen 1949: periode VIa)

Domplein 720

Circa 720

In 719 wordt de burcht Traiectum weer, en nu definitief, door de Franken heroverd. Willibrord en zijn geestelijken keren terug en nemen de kerk en het klooster van Sint-Salvator in het voormalige Romeinse hoofdgebouw (A) weer in gebruik.

Met voorbijgaan aan de schenking aan Keulen krijgt de Utrechtse kerk onder Willibrord kort hierna het belangrijke privilege van immuniteit. Het al vóór 714 verleend privilege op het tiende deel van de koninklijke inkomsten wordt bevestigd.

Willibrord herbouwt in dezelfde tijd het door koning Dagobert gebouwde en later verwoeste Sint-Thomaskerkje (ter plaatse van B) weer van het fundament op en wijdt het aan Sint-Maarten, de patroon van zijn beschermers, de Frankische koningen en hofmeiers.

Op 1 januari 723 schenkt de Frankische hofmeier Karel Martel het koningsgoed in de omgeving, met inbegrip van de burchten Traiectum en Vechten, aan de Utrechtse kerk.

In de Sint-Salvator blijft naast de doopvont ook de bisschopszetel staan. Het Sint-Maartenskerkje wordt vanuit Sint-Salvator bediend.

(Opgraving Van Giffen 1949: periode VIb)

Domplein 800

Circa 800

Willibrord overlijdt in 739. Op verzoek van de Frankische hofmeier Karloman stelt aartsbisschop Bonifatius, pauselijk gezant in Germanië,  in 741 in Utrecht een koorbisschop – dit wil zeggen een titulaire hulpbisschop – aan.

Een kerkelijk hervormingsplan van Bonifatius voorziet in de oprichting van een zelfstandig bisdom Utrecht. Hiertoe bouwt Bonifatius omstreeks 745 een nieuwe en grotere Sint-Salvatorkerk (C) naast de eerste Sint-Salvator in het Romeinse hoofdgebouw (A) .

Het hervormingsplan mislukt echter en de invloed van Bonifatius wordt kleiner. Op grond van de door koning Dagobert gedane schenking maakt de bisschop van Keulen aanspraak op de Utrechtse kerk.

Door zich zowel tot de paus als tot de Frankische koning te wenden, weet Bonifatius de zelfstandigheid van Utrecht te handhaven, echter niet onder het door hem gewenste ‘pauselijke’ patronaat van Sint-Salvator, maar onder het ‘Frankische’ patronaat van Sint-Maarten. De privileges van de Utrechtse kerk worden in 752/53 door koning Pippijn bevestigd.

Het Sint-Maartenskerkje wordt nu de bisschopszetel. Waarschijnlijk is het nog vóór 800 vervangen door een grotere kerk op dezelfde plaats. Van deze kerk is het fundament van het westwerk teruggevonden (B).

(Opgraving Van Giffen 1949: periode VIc)

Domplein 950

Circa 1050

In de tweede helft van de negende eeuw vluchten de bisschop en de geestelijkheid voor de Noormannen. Omstreeks 920 kunnen zij naar Utrecht terugkeren.

Bisschop Balderik herstelt de aan Sint-Maarten gewijde domkerk (B) en de Sint-Salvator (C).

Wellicht om de Sint-Salvator naar het oosten te kunnen uitbreiden, breekt hij het Romeinse hoofdgebouw met de Sint-Salvator van Willibrord af.

Van het afbraakmateriaal wordt – half over de fundamenten van het voormalig hoofdgebouw heen – de Heilig-Kruiskapel (A) gebouwd, die men later als een kerk van Willibrord is gaan beschouwen. Deze kapel is in 1826 afgebroken.

In het begin van de elfde eeuw bouwt bisschop Adelbold een nieuwe domkerk. Waarschijnlijk wordt door hem ook de burcht naar het westen toe uitgebreid, waarbij er aan de noordwestzijde een keizerlijke palts en aan de zuidwestzijde een bisschoppelijk paleis worden gebouwd.

(Opgraving Van Giffen 1949: periode PR1 en PR2)

Overzichtsplattegrond van het Romeinse castellum met daarin de vroegmiddeleeuwse kerken

Reconstructie kerken Domplein
 In dunne lijnen de tegenwoordige domtoren (a), domkerk (b) en pandhof (c), met de rooilijnen van de bebouwing op het Domplein.
Verder:
1. de Romeinse hoofdweg (via principalis);
2. de Romeinse weg van het hoofdgebouw (via praetoria);
A. het Romeinse hoofdgebouw, waarin Willibrord rond 690 een Sint-Salvatorskerk bouwde en waarin de geestelijkheid woonde. In de tiende eeuw is van de stenen van het toen afgebroken gebouw de Heilig-Kruiskapel gebouwd (half over de fundamenten van het hoofdgebouw heen);
B. de plaats van de rond 630 gebouwde en rond 650 verwoeste Sint-Thomas­kerk, circa 720 door Willibrord herbouwd en aan Sint-Maarten gewijd;
C. de rond 745 door Bonifatius gebouwde nieuwe Sint-Salvatorskerk (later Oudmunster genoemd).


Het onderzoek naar de vroegste kerkelijke bebouwing in Utrecht leidde tot andere conclusies dan het beeld dat doorgaans in de literatuur geboden wordt. Hieronder wordt per kerk een overzicht gegeven van de meest voorkomende verschillen.

Sint-Thomas
–   Utrechts eerste kerk werd niet gebouwd rond 600, maar circa 630.
–   Deze kerk was niet gewijd aan Sint-Maarten, maar aan de apostel Thomas.
–   Deze kerk, die circa 650 werd verwoest door de nog heidense Friezen, was niet de voormalige Heilig-Kruiskapel, maar een gebouw op de plaats van de latere domkerk (B).
 
Sint-Salvator
–   Toen Willibrord omstreeks 690 de Utrechtse burcht als missiebasis kreeg, herbouwde hij niet meteen de verwoeste Sint-Thomaskerk, maar bouwde hij eerst een Sint-Salvatorkerk.
–   Deze kerk stond niet ter plaatse van de latere Oudmunsterkerk, maar maakte deel uit van het Romeinse hoofdgebouw (A). Hierin ging ook de geestelijkheid wonen.

Sint-Maarten
–   Niet in 690, maar eerst rond 720 herbouwde Willibrord de verwoeste Sint-Thomaskerk (B) en wijdde de nieuwe kerk aan Sint-Maarten.
–   Niet toen, maar pas omstreeks 750 werd deze kerk de kathedraal of domkerk.
–   Alle latere domkerken werden over deze eerste Sint-Maartenskerk heengebouwd.

Een nieuwe Sint-Salvator (Oudmunster)
–   Niet Willibrord, maar zijn ‘opvolger’ Bonifatius bouwde omstreeks 745 de Sint-Salvatorkerk, die later werd uitgebreid en Oudmunster – ‘het oude klooster’ – genoemd (C).

De Heilig-Kruiskapel
–    De Heilig-Kruiskapel – die tussen de domkerk en de Sint-Salvator stond – is evenmin gebouwd door Willibrord, maar pas in de tiende eeuw (van de stenen van het afgebroken Romeinse hoofdgebouw (A). Later in de Middeleeuwen werd zij beschouwd als een door Willibrord gebouwde kerk.
–    De kapel had niets te maken met Sint-Maarten, maar alles met Sint-Salvator, waaraan zij door de eeuwen heen toebehoord heeft en als eerste kerk van Willibrord in hoge ere werd gehouden.

Van de in 1826 gesloopte Heilig-Kruiskapel, het in 1674 verdwenen schip van de Gotische dom- of Sint-Maartenskerk en de in 1576 afgebroken Sint-Salvator- of Oudmunsterkerk zijn de omtrekken in het plaveisel van het Domplein weergegeven. Ook de omtrekken van het castellum zijn daar in beeld gebracht.

Literatuur

Broer, C.J.C. en M.W.J. de Bruijn
–    De eerste kerken op het Utrechtse Domplein. Een samenhangende visie (Utrecht 2013)
–    ‘De tiende-eeuwse Heilig-Kruiskapel in Utrecht en haar relatie met Willibrord’, Bulletin KNOB 107 (2008) 81-89
–    ‘Van tempeltje tot kathedraal. De voorgeschiedenis van de Domkerk’, Domkerk. Bericht van de Stichting Vrienden van de Domkerk 18 (2006) 25-31; 19 (2007) 18-23; 20 (2008) 21-28; 22 (2010) 15-21
–    Bonifatius en de kerk van Nederland (Utrecht 2005)
–    ‘Bonifatius en de Utrechtse kerk’, in: E.S.C. Erkelens-Buttinger e.a. (red.), De kerk en de Nederlanden. Archieven, instellingen, samenleving (Hilversum 1997) 43-65
–    ‘Van tempeltje tot kathedraal. Romeinse en vroeg-middeleeuwse bebouwing onder het verdwenen schip van de Utrechtse domkerk’, Westerheem. Tijdschrift voor de Nederlandse archeologie 46 (1997) 1-10
–    De eerste kerken in Utrecht: Sint-Thomas, Sint-Salvator, Sint-Maarten (Utrecht 1995)
–    ‘De Heilig-Kruiskapel in Utrecht: Sint-Maarten of Sint-Salvator?’, Bulletin KNOB 93 (1994) nr. 4/5, 162-168
–    ‘Welke kerk van Willibrord: Sint-Maarten of Sint-Salvator?’, Maandblad Oud-Utrecht 65 (1992) 142-146

Ozinga, L.R.P. e.a.
–    Het Romeinse castellum te Utrecht (Utrecht 1989)

Rooijen, C.A.M. van

–    ‘De datering van de Heilig-Kruiskapel te Utrecht’, Bulletin KNOB 99 (2000) 62-67

© 2010-2017 C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. - Gepubliceerd 2010; laatst bewerkt 31 augustus 2017.