Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen
| Uitgaven
| Op
en rond het Domplein | Vrijwaring
| Contact |
|
Zie ook ► Achter de Dom 20-24 |
De
claustrale huizen Achter de Dom in Utrecht
tot circa 1450 door Martin W.J. de Bruijn Te
citeren als: M.W.J. de Bruijn, ‘De claustrale huizen Achter de Dom in
Utrecht tot 1450’
(www.broerendebruijn.nlAchterdeDom.html,
versie van [datum], geraadpleegd op
[datum]).
|
![]() Het noordelijk deel van Achter de Dom vanuit het zuiden. Het hoge gebouw is Achter de Dom 14, links daarvan respectievelijk 12 en 6-8. Het Utrechts Archief, Beeldbank 196705-X903432. Fotograaf Het Utrechts Archief 30 augustus 2022. 1] Vriendelijke mededeling auteur Daan Schaars. Dit vindt men ook op de Wikipediapagina Achter de Dom. Over onjuistheden en tegenstrijdigheden over de Utrechtse geschiedenis op Wikipedia zie ► De vroegmiddeleeuwse geschiedenis van Utrecht op Wikipedia. [3]
M.W.J. de Bruijn, Husinghe
ende hofstede. Een institutioneel-geografische studie van de
rechtspraak over onroerend goed in de stad Utrecht in de middeleeuwen
(Utrecht 1994) 137-139.
|
De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed geeft
een prachtig publiekstijdschrift uit. Het heeft de voor de hand
liggende maar
nogal fantasieloze titel Tijdschrift van de Rijksdienst voor
Cultureel
Erfgoed. Een gratis abonnement is bij de dienst aan te vragen. In aflevering 3 van 2024 staat een artikel van de hand van de Utrechtse bouwhistoricus Daan Schaars en de specialist bouwhistorie van de Rijksdienst Gabri van Tussenbroek onder de titel ‘Het huis van Evert Foeck’. Hierin wordt ook vrij uitvoerig aandacht besteed aan de geschiedenis van dit pand, het huidige Achter de Dom 14(-18) in Utrecht. In de Late Middeleeuwen bevonden zich hier percelen waarop huizen stonden die bewoond werden door geestelijken. Omdat ze binnen het claustrum, het afgebakende gebied van een kapittel bevonden, werden ze claustrale huizen genoemd. Binnen dit claustrum gold het kerkelijk recht. De inwoners waren er ‘immuun’ voor het recht van buiten. Vandaar werd het gebied waar de kerk en de huizen stonden ook immuniteit genoemd. Er hebben Achter de Dom veelvuldig huisnummerwisselingen plaatsgehad (zie het Utrechts Documentatie Systeem). Ik houd hier voor de ligging van drie historische ongeveer vierkante percelen ten zuiden van de tegenwoordige Voetiusstraat van noord naar zuid vast aan respectievelijk de nummers Achter de Dom 6-12 (eerder Wijk F116); oorspronkelijk waarschijnlijk twee percelen; verder Achter de Dom 14-18 en Achter de Dom 20-24. ![]() De immuniteiten van Dom en Oudmunster in het middeleeuwse burchtgebied. Rechts de percelen Achter de Dom 6-12 (D14), 14-18 (D15) en 20-24 (D16). Deze afbeelding, hier in een bewerking door het Utrechts Documentatiesysteem, is met een aantal andere plattegronden, voornamelijk op mijn aanwijzingen getekend door A.F.E. Kipp en vervolgens opgenomen in mijn dissertatie Husinghe en hofstede, ald. 82-83. Uit de datering van de houtmonsters van het achterhuis van het middelste perceel Achter de Dom 14-18 met behulp van jaarringonderzoek bleek dat de kapdatum van dit hout uitkwam op 1389. In die tijd was het huis in het bezit van de deken van Oudmunster Evert Foec(k). De samenstellers van het artikel vermelden in het artikel onder meer dat het huis tot de immuniteit van Oudmunster behoorde.[1] Zij leiden dit af uit de omstandigheid dat genoemde Evert Foec deken van dit Utrechtse kapittel is geweest.[2] Maar de positie van de bezitter bepaalde niet de juridische status van het perceel. Uit mijn onderzoek is gebleken dat Achter de Dom claustrale huizen stonden die gelegen waren in de immuniteit van de dom.[3] |
![]() De kap van Achter de Dom 14 in 1969. Recent onderzoek wees uit dat het hout in 1389 gekapt is. Foto Systeem Luykx, ontleend aan het Utrechts Documentatiesysteem. [7] De
weergave
in Husinghe ende hofstede, 137-138, is niet geheel juist. Zoals
hierna
wordt uiteengezet, bestond Achter de Dom 6-18 tot 1340 uit drie
percelen, toen
de twee noordelijkste, samen Achter de Dom 6-12, werden samengevoegd.
[9]
HUA, 216 Dom 598, f. 1.
|
Zoals uit de bronnen kan worden afgeleid, is
deze situatie ontstaan, toen het laat-Romeinse castellum,
althans wat
daar toen nog van over was, in de elfde eeuw met name aan de noord-,
oost- en
westzijde met enkele tientallen meters is vergroot. Tegen het midden
van
dezelfde eeuw werd oostelijk van dit gebied de Sint-Pieterskerk en
-kapittel
gesticht en kwam het daartoe behorende immuniteitsgebied aan de
oostzijde naast
het vergrote burchtgebied te liggen.[4] Aan de zuidwestkant van Achter de Dom bevond zich het perceel van het latere Achter de Dom 7 – ‘gerestaureerd’ als een gekanteelde kasteeltoren – zonder dat daar toen nog een straat of steeg tussen liep. Deze steeg werd pas in 1391 aangelegd onder de naam Domtrans.[5] Later werd deze steeg ook Achter de Dom genoemd. Het noordelijke claustrale perceel grensde aan de noordkant aan de steeg die van de dom naar de Sint-Pieterskerk liep, de latere Voetiusstraat. Achter de Dom 6-18 In 1264 was er een overeenkomst gesloten tussen de domproost Gobert van Perwijs en zijn kapittel over de wederzijdse rechten. Hieruit blijkt dat volgens het kapittel de proost aan het kapittel 25 pond moest betalen terzake van het proosdijhuis. Bepaald werd dat de proost moest bewijzen dat die som al betaald was onder Hendrik van Gelre, die later bisschop van Luik was geworden. Dit sloeg op de periode vóór 11 augustus 1245.[6] Waarschijnlijk bevond zich toen al het zogeheten proosdijhuis (domus prepositure) en gerechtsgebouw (consistorium) op het perceel ter plaatse van het zuidelijk deel van het latere Achter de Dom 6-12. Zoals uit een goederenregister van de kleine kamer van de dom – waar de inkomsten en uitgaven van de memoriediensten werden geadministreerd – van omstreeks 1320 blijkt, bestond Achter de Dom 6-18 namelijk namelijk uit drie delen.[7] Rond dat jaar behoorde het noordelijk deel van 6-12 aan de kanunnik Gerard van Voorne. Op het middelste – zuidelijk deel van Achter de Dom 6-12 – eveneens op naam van Gerard van Voorne, stond het consistorie van de domproost, terwijl Achter de Dom 14-18 toen aan de domkanunnik Gillis van Bake behoorde. Deze, tevens deken van Deventer, maakte op 19 april 1331 zijn testament.[8] De drie percelen Achter de Dom 6-18 werden rond 1320 gesitueerd ‘bij de kerk naast de Sint-Maartensput aan de ene kant en de steeg waardoor men van de domkerk naar Sint-Pieter gaat’, de huidige Voetiusstraat dus. Uit elk ervan werd toen jaarlijks aan de kleine kamer een pond betaald, dus samen drie pond.[9] |
![]() [10]
HUA, 216
Dom 559-1 en 559-2. 559-1: quod nos de consensu expresso dominorum
Henrici
de Juutfaes, decani ac capituli ecclesie nostre Traiectensis predicte,
aream ad
nos et preposituram ecclesie nostre pertinentem, sitam versus
orientalem partem
dicte ecclesie nostre, univimus et perpetuo adiunximus aree eidem
adiacenti,
super quam dominus Robertus de Rasinchem, concanonicus noster, habitat
in
presenti.
|
Hec sunt bona decani et
capituli ecclesie
Traiectensis, spectantia ad memoriam defunctorum et festivitates
sanctorum, recipienda per camerarium minorem et distribuenda per eundem.
In primis in area una infra civitatem, sita in
emunitate ecclesie Traiectensis prope eandem ecclesiam iuxta puteum
beati
Martini ex una parte et stigam per quam itur a maiori ecclesia ad
sanctum
Petrum, que quondam spectabat ad preposituram Traiectensem. Et est modo
divisa
in tres, unde solvuntur annuatim III libras, videlicet de qualibet area
unam
libram. Quarum unam, superiorem, possidet nunc Egidius de Bake, super
aliam
constructam est consistorium archidyaconi Traiectensis, terciam
possidet
Gerardus de Voerne. Dicte III libre solvuntur et distribuuntur in festo
Omnium
sanctorum presentibus in choro ad singulas horas.Het Utrechts Archief, 216 Archief van het domkapittel, nr. 598, f. 1. In twee oorkonden, daterend van 25 januari 1340, verenigde domproost Hendrik van Mierlaer met toestemming van het kapittel zijn claustraal erf – het zuidelijk deel van Achter de Dom 6-12 – met het aangrenzend huis – het noordelijk deel –, waarin toen de domkanunnik Robert van Rasigem (= Ressengem?) woonde, op de hierboven genoemde last van 20 schellingen (= 1 pond) per jaar.[10] Rond 1365 waren de twee delen van Achter de Dom 6-12 in het bezit van de proost van Zutphen. Op het zuidelijke stond nog steeds het consistorie van de domproost. De percelen werden toen gesitueerd ten oosten van het koor van de domkerk en strekten zich uit tot aan de straat waarlangs men van de domkerk naar de kerk van Sint-Pieter ging,[11] de voorganger van de huidige Voetiusstraat dus. Voor Achter de Dom 6-12 werd in het betreffende goederenregister van circa 1365 verwezen naar oorkonden betreffende het consistorie van de domproost.[12] Dat zullen die van 25 januari 1340 geweest zijn. Het consistorie zou overigens pas in 1468 verplaatst worden. Het werd toen gevestigd in een gebouw tussen de domkerk en de Heilig-Kruiskapel, tegenover het consistorie van de bisschop. In het nieuwe gebouw van het consistorie van de domproost bevond zich ook de kerker van de dom en Oudmunster.[13] De plaats en ook de bebouwing van het oude consistorium Achter de Dom zullen toen weer verenigd zijn met het noordelijk deel van Achter de Dom 6-12. |
![]() Post uit het goederenregister van de dom van circa 1365 betreffende Achter de Dom 14-18. De tekst luidt: Minor camera.
Item domus et area domini Everardi Foec senioris, site ex
opposito putei beati Martini versus orientem,
solvunt XX s.Que similiter dantur ad festum Omnium sanctorum predictum. Tenetur nunc idem dominus Everardus Foec, canonicus noster. Het Utrechts Archief, 216 Archief van het domkapittel, nr. 601, f. 3. |
|
[11]
HUA, 216 Dom 601, f. 2v.: Item domus
et due aree prepositi Zutphaniensis (Achter
de Dom 6-12 noord), super quarum una
situm est consistorium prepositi nostri (Achter
de Dom 6-12 oud),
site ex opposito chori nostri ad orientem,
extendentes se versus vicum quo itur ab ecclesia nostra versus sanctum
Petrum,
solventes annuatim II lb. Et dantur ad festum Omnium sanctorum. Et de
una
istarum librarum, que provenit de area in qua est consistorium
predictum, sunt
littere et loquuntur de XX s., grosso regio antiquo pro XII d.
computato.
Tenetur nunc idem prepositus. [12]
HUA, 216
Dom 559-1 en 559-2. 559-1: quod nos de consensu expresso dominorum
Henrici
de Juutfaes decani ac capituli ecclesie nostre Traiectensis predicte
aream ad
nos et preposituram ecclesie nostre pertinentem, sitam versus
orientalem partem
dicte ecclesie nostre, univimus et perpetuo adiunximus aree eidem
adiacenti,
super quam dominus Robertus de Rasinchem, concanonicus noster, habitat
in
presenti.
[13]
HUA, 216
Dom 1-6, ongef. (oorkonde van 2 november 1468). In het rapport Domunder
wordt dit gebouw aangeduid als een huis (ald. 134;
zie ► DOMunder
ondersteboven).
[14]
HUA, 216
Dom 633-1, ongef.[23] Zie
over
dit huis Husinghe ende hofstede, 158-163. Ik spreek daar over
Domplein
5-10, maar 6-9 lijkt me beter. Zie verder ► Paleis Lofen. De
Utrechtse keizerpalts
en zijn liquidatie.
[24]
HUA, 216 Dom 633-1, ongef. (rekening van 1389/90): Item de domo et area
domini
Wilhelmi Buser (Achter de Dom 6-12) II lb.; item de domo et
area domini
Everaerdi Foec (Achter de Dom 14-18) XX s.[25] Husinghe
ende hofstede, 308-309.
![]() De Pausdam omstreeks 1745. Links het zuidelijk deel van Achter de Dom en rechts een doorkijk Achter Sint Pieter, waar zich vanaf de elfde eeuw de oostelijke burchtgracht bevond. Tekening van Jan de Beijer. |
In 1389/90 werd als bezitter van dit perceel,
waaruit toen 2 pond per jaar werd betaald, de domkanunnik Willem Buser
genoemd,[14]
vanaf de rekening van 1413/14 Berend uten Eng.[15]
Op 31 juli 1413 deed deze onder meer een schuldbelofte aan het
domkapittel ter zake vander husinghe ende hofstede
ghelegen binnen der montaden vanden doem
voergenoemt die meyster Willam die Buser, wilneer canonick ten doem
tUtrecht,
te bewoenen ende besitten plach.[16] In de rekening van 1435/36 wordt voor het eerst de domkanunnk Dirk van Amsterdam als bezitter genoemd[17] en vanaf 1440/41 Willem Paedze.[18] Op 16 juni 1440 verleende het domkapittel aan de uitvoerders van het testament van Dirk van Amsterdam kwijting voor de 16 Franse schilden betaald ter aflossing van een jaarlijkse rente van 3 Franse schilden uit het huis van Dirk, nu van Willem Paedze.[19] In 1446/47 hebben de bezitters van Achter de Dom 6-12 en Achter de Dom 14-18 kennelijk van huis en perceel geruild. In dat rekeningjaar vinden we namelijk Berend uten Eng voor het eerst als bezitter van 6-12 genoemd en Willem Paedze, over wie dadelijk meer, van 14-18.[20] Ik kan me moeilijk voorstellen dat er toen een fout in de rekeningen gecorrigeerd is. In ieder geval bleef de rente van 2 pond op Achter de Dom 6-12 staan, terwijl uit 14-18 als vanouds 16 pond per jaar werd betaald. In de rekening van 1454/55 wordt voor 6-12 voor de eerste keer de domkanunnik Peter van Gouda genoemd.[21] Deze nam op 31 juli 1454 ten behoeve van de testamenteurs van Berend uten Eng een schuld op zich te betalen uit diens huis.[22] Hiermee sluit ik dit overzicht van Achter de Dom 6-12 vooralsnog af. Achter de Dom 14-18 Daan Schaars en Gabri van Tussenbroek vermelden in hun genoemd artikel dat Evert Foec het perceel Achter de Dom 14-18 verkregen heeft bij testament van 1383. Daan deelde mij mee dat dit gebaseerd was op het overlijden van Foecs oom Gerrit Foec in laatstgenoemd jaar. Evert zou het huis van zijn oom geërfd hebben. Nader onderzoek wees uit dat deze laatste bij testament van 4 september 1378 inderdaad zijn claustraal huis aan zijn neef Evert Foec vermaakt had. Alleen ging het hierbij niet om een huis Achter de Dom, maar, zoals uit de context blijkt, om het een claustraal huis en erf ten noorden van het Domplein, het huidige Domplein 6-9.[23] In de oudst bewaarde rekening van de zogeheten kleine kamer van de dom, van 1389/90, wordt, net als in het register van omstreeks 1365, Evert Foec als bezitter van Achter de Dom 14-18 vermeld. Het is mogelijk dat hij geen gebruik heeft gemaakt van het legaat van zijn in 1383 overleden oom, maar het is ook niet uitgesloten dat hij vanaf 1383 een tijdlang in het huis van zijn oom op het Domplein heeft gewoond. In de genoemde rekening van 1389/90 vinden we achtereenvolgens vermeld het huis en erf van de domkanunnik Willem Buser – Achter de Dom 6-12 – en dat van Evert Foec – Achter de Dom 14-18. Willem Buser betaalde 2 pond per jaar en Evert 20 schellingen, dus 1 pond. Uit de context blijkt dus dat het nog steeds om de bovengenoemde percelen ging.[24] Uit elk van de oorspronkelijke drie erven werd toen dus nog steeds 1 pond ofwel 20 schellingen betaald. De aanleg van de nieuwe gracht en de Domtrans (zuidelijk deel van Achter de Dom In 1391 werd de Nieuwegracht aangelegd. Hieraan heb ik in mijn dissertatie vrij uitvoerig aandacht besteed.[25] Deze aanleg had ook gevolgen voor de percelen Achter de Dom, met name aan de achterzijde, dus langs Achter Sint Pieter. Daarover werd een overeenkomst gesloten tussen het domkapittel en de stad Utrecht. De inhoud hiervan luidt: Dit siin die vorwaerden
tusschen den
heren vanden doem opte ene zide ende der stat van Utrecht opte ander
zide.
Inden eersten dat die heren
vanden doem voerscreven dat huys daer Johan van Odic in plach te wonen
breken
ende maken moghen na al hore gadinghe, behoudelic dat dat selve huys
sel bliven
totten selven recht daert tevoeren toe stont. Voert dat si die avedocht
die
after heren Everaets Foken husinghe beghint ende doer heren Wouters hof
van
Delf gaet inder graften voerscreven tot eweliken daghen vryliken
behouden ende
dat water dat daer van ouds doer pleecht te gaen vryliken daer doer
leyden
sellen. Voert sel die raet vander stat voerscreven verbieden ende
verhoeden na
hoerre macht, sonder arch, datmen voertmeer gheen vulnis en draghe op
de
straten noch inden slote die coemt gaen vanden Oudenkerchof after
ghesaten ende
husinghen heren Ludolfs van Middelwiic, heren Wouters van Renen, heren
Willam
Busers ende heren Everaets Foken. Voert waer dat sake dat capittel
vanden doem
voerscreven dit water namaels leyden wouden uter graften vanden Dam
after die
voerscreven husinghen ende voert doer heren Aelbrechts ghesate van
Egmonde
inder graften die gaen sel ten Plompen toern waert, dat si dat wel doen
moghen
ende daer sel die stat hem hulpich, radich ende vorderliic toe wesen
tot allen
besceydeliken zaken, sonder arch.
Deser cedulen siin twe, die ene uten anderen ghesneden. Ende dier hebben een die heren vanden doem voerscreven ende die ander die stat van Utrecht voerscreven. Ghegheven int jaer ons Heren dusent driehondert een ende tneghentich, des achtienden daghes inder maent van julius. |
![]() De oorkonde van 18 juli 1391 met de overeenkomst tussen het domkapittel en de stad over de aanleg van een gracht en straat langs Achter Sint Pieter. Het is een zogeheten chirograaf, waarbij de oorkonde tweemaal werd afgeschreven en doorgeknipt. Dit is het exemplaar dat bewaard wordt in het archief van de dom. Het andere zou in het stadsarchief moeten berusten. Ter verificatie van de inhoud konden beide exemplaren aan elkaar gelegd worden. HUA, 216 Dom 561. |
|
[28] B.
(A.J.)
van den Hoven van Genderen, De heren van de kerk. De kanunniken van
Oudmunster te Utrecht in de late middeleeuwen (Zutphen 1997) 719.
[32] HUA,
216 Dom 52, f. 7. Belending.
|
De oorkonde bevat een
flink aantal namen
van bezitters van percelen aan Achter de Dom, die zich uit de context laten
situeren. In de eerste plaats wordt gesproken van de afbraak van het
huis van
Jan van Odijk. Het betrof hier Pausdam 2 (zie ► De
noordzijde van
de Pausdam). Het genoemde riool (de avedocht) begon Achter
de Dom
14-18 en liep door de tuin van Achter de Dom 20-24 van de domkanunnik
Wouter
van Delft (zie ► Achter de
Dom 20-24)
naar de gracht toe, waarmee overigens niet de Nieuwegracht maar de
middeleeuwse
burchtgracht bedoeld is. Verder is er in 1391 sprake van een sloot en straat vanaf het Oudkerkhof, dus van noord naar zuid. Zij waren gelegen achter de huizen van de kanunniken Ludolf van Middelwijk (Domstraat 2-8), Wouter van Rhenen (Voetiusstraat 2), Willem Buser (Achter de Dom 6-12) en Evert Foec (Achter de Dom 14-18). Dit is het tracé van de oostelijke middeleeuwse burchtgracht en het huidige Achter Sint Pieter. Zuidelijk voorbij de achterzijde van het huidige Achter de Dom 18 zal de sloot onder de straat Achter Sint Pieter zijn doorgegaan en verder langs het perceel van het huidige Paushuize (Kromme Nieuwegracht 49) uitgekomen zijn in de Regenboog van Sint-Pieter (de tegenwoordige Kromme Nieuwegracht). Tot slot mocht het kapittel krachtens de overeenkomst van 1391 de gracht doortrekken van de Pausdam over het perceel van de domkanunnik Albert van Egmond (Achter Sint Pieter 2-6).[26] Waarschijnlijk betrof dit het tracé van de huidige Keistraat tot aan de Drift. In 1412 werd de sloot ter plaatse tussen muren geleid, waarbij het domkapittel en het kapittel van Sint-Pieter de kosten gelijkelijk droegen. De stad zorgde voor de bestrating en stelde een zogeheten slijkburger aan om die schoon te houden.[27] Slijkburgers verkregen voor het leven burgerrecht onder de verplichting om een stuk straat van afval te zuiveren. Achter de Dom 14-18 in de eerste helft van de vijftiende eeuw Evert Foec overleed op 25 maart 1418.[28] Hij heeft zijn huis Achter de Dom blijkens de rekeningen van de kleine kamer van de dom echter al verkocht vóór 1399/1400. In laatstgenoemd rekeningjaar blijkt het op naam te staan van Robert van Wisch, proost van Elst en kanunnik van de dom.[29] Deze was in 1413/14 nog in het bezit van Achter de Dom 14-18 – de rekeningen van 1314/15 en 1415/16 ontbreken –, maar in 1416/17 staat het perceel op naam van de domkanunnik Jan Prins,[30] ook nog in 1432/33. De rekening van 1433/34 ontbreekt, maar in die van 1434/35 vermeldt de domkanunnik Hendrik van Rijswijk, die van 1435/36 Hendrik van Rijswijk alias Berend uten Eng. Zoals hierboven vermeld zal Berend in 1446/47 zijn goed met zijn buurman van nummer 6-12 Willem Paedze geruild hebben. Op 9 september 1456 erkende het domkapittel van Willem 100 Franse schilden ontvangen te hebben ter afkoop van een rente van 15 pond uit zijn huis, ter verlichting van de last van 16 pond. Daarop zou nog 1 pond per jaar blijven rusten, dus de oude last.[31] Een en ander levert voor de oorspronkelijk drie, vanaf 1340 twee percelen Achter de Dom 6-18 tot na het midden van de vijftiende eeuw de volgende bekende bezitters op: Achter de Dom noordelijk deel 6-12 (wijk F116) –1320– Gerrit van Voorne, domkanunnik –1339.07.31– de proost van (West-)Friesland[32] Achter de Dom zuidelijk deel 6-12 (wijk F16; consistorie van de domproost) –1320– de domproost 1340.01.25– de proost van Zutphen en domkanunnik Achter de Dom 6-12 1340.01.25-1365– de proost van Zutphen –1389/90– Willem Buser, domkanunnik 1413/14-1434/35– Berend uten Eng, domkanunnik 1439/40– Dirk van Amsterdam, domkanunnik 1440/41– Willem Paedze, domkanunnik 1446/47– Berend uten Eng, domkanunnik Achter de Dom 14-18 –1320– Gillis van Bake, deken van Deventer en domkanunnik –1365-1389/90– Evert Foec, deken van Oudmunster en domkanunnik 1399/1400– Robert van Wisch, proost van Elst en domkanunnik 1416/17– Jan Prins, domkanunnik 1434/35– Hendrik van Rijswijk, domkanunnik 1440/41– Berend uten Eng, domkanunnik 1446/47– Willem Paedze, domkanunnik Voor het perceel ten zuiden hiervan zie ► Achter de Dom 20-24. |
© 2024 C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. - Gepubliceerd 18 oktober 2024; laatst bewerkt 18 oktober 2024. |