Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen
| Uitgaven
| Vrijwaring | Contact |
|
Bronnen De gegevens uit de doop-, trouw- en begraafregisters worden niet gespecificeerd. Voor de hier gebruikte afkortingen zie ook ► Stamreeks Van Heyst-De Bruijn. Regionaal Archief Tilburg [RAT], Rechterlijk archief [R.] Oisterwijk 101-2, f. 83 (19.10.1708); (18.4.1716; 14.6.1717); Notarieel archief [Not.] Oisterwijk 5291a (19.10.1708); Gemeentearchief 's-Hertogenbosch [GAHt], R. 's-Hertogenbosch 1698, f. 262-263v. (3.3.1712); 1704, f. 322v.-323 (2.4.1712). Literatuur Een overzicht van de geschiedenis van Berkel c.a. bieden A. van den Oord en W. van Oosterhout, Berkel-Enschot-Heukelom, drie zielen en één bestuurlijk hart (Berkel-Enschot 1996); van Oisterwijk J. Franken, A. van den Oord en W. de Bakker, Oisterwijk, een geschiedenis van meer dan 800 jaar (Oisterwijk 2012); van Udenhout W.A. Fasel met aanvulling van P.J.M. Wuisman, Geschiedenis van Udenhout (tweede druk Udenhout 1975). Zie verder M.W.J. de Bruijn, ‘Eene pretense staeck. Nakomelingen van Jan Paulus Peters als gepretendeerde erfgenamen van Jan Cornelis Baesten uit Tilburg’, in: T. Reniers (red.), Leo Brabanticus. Liber amicorum voor dr. Leo Adriaenssen (’s-Hertogenbosch 2011) 362-369. |
Marten
Bartels
de Bruijn Te citeren als: M.W.J. de Bruijn, ‘Marten Bartels de Bruijn’
(www.broerendebruijn.nl/MartenBartelsdeBruijn.html, versie van [datum], geraadpleegd
op [datum]).
Marten werd op 30 november 1673 in Tilburg gedoopt als zoon van Bartel Jan Paulus en Maaike Jan Dielis. Op 2 februari 1704 trouwde hij in Oisterwijk als Marte Bartel Janse, jongman, woonende tot Tilborg op Loven, met Mari Jan van Beul, jongedogter, woonende tot Heukelom. Op 4 december van hetzelfde jaar werd zijn eerste kind, Bartholomeus, in Oisterwijk gedoopt. Hierbij werd Marten voor het eerst aangeduid met de achternaam De Bruijn. Kort tevoren was ook zijn broer Joost voor het eerst De Bruijn genoemd. Sindsdien hadden zij en hun nakomelingen allemaal De Bruijn (of De Bruin) als familienaam. Het gezin woonde mogelijk eerst in Berkel op de grens met Udenhout, later in Udenhout zelf. Deze dorpen vielen toen zowel rechterlijk als parochieel onder Oisterwijk. Udenhout werd in 1723 een zelfstandige parochie, maar er werd al eerder begraven. Op 23 mei 1706 werd in Oisterwijk de tweeling Joannes en Maria gedoopt en op 24 april 1708 opnieuw een Bartholomeus. De geboorte van de laatste werd de moeder fataal: zij overleed op 30 april in het kraambed. Van de kinderen was en bleef alleen de tweeling in leven. Voor hen werden op 19 oktober 1708 hun ooms Joost de Bruijn en Peter van Buel als voogden benoemd (RAT, R. Oisterwijk 101-2, f. 83). Op dezelfde datum maakte hun vader voor de Oisterwijkse notaris Abraham van Rotterdam huwelijkse voorwaarden vanwege zijn voorgenomen huwelijk met Cornelia Thomas van Beurden (RAT, Not. Oisterwijk 5292a). Hierin werd onder meer bepaald dat de door Marie van Buel nagelaten goederen voortaan eigendom zouden zijn van de twee huwenden, dat alle kinderen van Thomas gelijkelijk zouden erven, maar dat aan de twee voorkinderen wanneer zij de leeftijd van twintig zouden bereiken elk veertig gulden zou worden uitgereikt. Een aantekening in de kantlijn geeft aan dat dit op 29 september 1733 ook daadwerkelijk gebeurd is. |
Aantekening in de
kantlijn van de akte van huwelijkse voorwaarden van 19 oktober 1708
betreffende de 'uitkoop' van de voorkinderen Jan en Maria de Bruijn. De tekst luidt: Wij ondergetekent, Jan de Bruijn ende Peeter Berthoudt als in huwelijk hebbende Maria de Bruijn, bekenne ontfangen te hebben uyt handen van Lambert Jan Robben als man ende momboir van Cornelia Thomas van Beurden, in dese acte genoemt, de somme van tagentig gulden in voldoeninge der nevensgenoemde uijtcoop, consenterende oversulx in de nevensgenoemde cassatie. Actum Oosterwijck hede den 29 september 1733. (w.g.) Jan de Bruijn. Peeter Berthout. |
![]() Handmerken van Marten Bartels de Bruijn en Cornelia Thomas van Beurden onder de huwelijkse voorwaarden van 19 oktober 1708. De tekst luidt: Dit ist hand + merck van Marten Bartels de Bruyn, verclaert niet te konnen schrijven. Signum van + Cornelia Thomas van Beurden, verclaert ut supra (= als boven). Uit het huwelijk van Marten en Cornelia, dat op 21 oktober 1708 in Oisterwijk werd gesloten, werden nog twee kinderen geboren: mijn voorvader Thomas, in Oisterwijk gedoopt op 1 oktober 1710, en nog een derde Bartholomeus, daar gedoopt op 3 februari 1713. Op 18 april 1716 werd Marten nog benoemd tot voogd over het kind van wijlen Peter Adriaan Peter Vermeer en Geertrui Thomas van Beurden (RAT, R. Oisterwijk 101-2), maar op 2 mei 1716 werd hij in Udenhout begraven. Op 14 juni werd Aart Vermelis benoemd tot toeziend voogd van bovengenoemd kind van Peter Vermeer in de plaats van Marten. Een oom van de Martens kinderen uit zijn tweede huwelijk, Jan Thomas van Beurden, had kennelijk medelijden met de beide wezen en hun moeder. Op 18 mei 1716, dus ruim twee weken na het overlijden van hun vader, maakte hij zijn testament (RAT, Notarieel archief Oisterwijk 69, nr. 29). Hij heette toen te zijn een jonghman, woonende in den Udenhout, door des Heeren genade kloeck ende gesont van lighaem, sijn memorie ende verstant overal wel machtigh ende volcomentlyck gebruijckende als uijtterlijck bleeck ende men anders niet conde bemercken. Met jonghman is bedoeld dat hij ongehuwd was, niet dat hij nog jong was. Jan Thomas van Beurden benoemde zijn halfbroers en zusters, onder wie Cornelia, de moeder van Thomas en Bartel, tot zijn enige en universele erfgenamen. Hiernaast legateerde hij onder meer aan zijn neefje Thomas, mijn voorvader, de helfte van het beste bedt met zijn toebehoorte, met de beste kist, en aan diens broertje Bartel de andere ofte slechte kist met de helffte vant voorschreven bedt ende zijn toebehoorten. Thomas kreeg bovendien een stuk akkerland van twee lopense in Udenhout bij de Kreitenmolen. De weduwe kreeg gedurende haar leven het vruchtgebruik van deze legaten. De erfgenamen hoefden niet lang op de erfenis te wachten, want hoewel Jan Thomas van Beurden op 18 mei 1716 nog kloeck ende gesont van lighaem heette te zijn, overleed hij al vijf maanden later en werd op 21 oktober 1716 in Udenhout begraven. Hun halfbroer Bartel is op achttienjarige leeftijd op een afschuwelijke manier om het leven gekomen. Op 6 augustus 1731 (RAT, Oisterwijk R. 603, f. 12-12v.) verklaarden twee schepenen van Oisterwijk dat zij op die datum op verzoek van Lambert Jan Robben en Adriaan Huiberts van Hees met Stephanus van der Henst, meester-chirurgijn van Heukelom, naar het huis van Jan van Berkhaven in Heukelom waren gegaan waar zij het doode lichaam van Bartholomeus Marten de Bruijn heden savonds ontrent seven uuren ter aerde leggende hebben gevonden, het welk den gemelde chirurgein in ons presentie heeft gevisiteert, naar dat alvoorens het selve lichaam door hem met assistentie van meer andere personen behoorlijk van klederen was ontbloot en vervolgens door hem meester chirurgien bevonden den linker arm boven de joncture gants aan morselen gebrooken te zijn, gelijk mede dat den nek of wervelbeen inden hals teenemaal uyt malkanderen en geheel gebroken is. Aangezien ik er verder geen gegevens over heb aangetroffen, neem ik aan dat er sprake is geweest van een dodelijke val. Het ouderlijk huis in Udenhout is op 14 juli 1733 met een stukje grond en akkerland in het bezit van Bartels broer, mijn voorvader, Thomas gekomen. Op die datum droeg hun moeder het vruchtgebruik daarvan en van akkerland in Berkel over aan haar kinderen Jan, Maria (inmiddels gehuwd met Peter Berthout) en Thomas , waarna Jan en Maria hun deel overdroegen aan hun halfbroer Thomas (RAT, Oisterwijk R. 416, f. 87-88v.). De weduwe mocht tot haar dood in de kamer aan de oostkant van het huis blijven wonen. Op 7 augustus 1733 verkocht Thomas de Bruijn het huis in den Udenhout ter plaatse genaamt den Krijten meulen voor 105 gulden – er rustte een last op van 100 gulden (tegen 4%) aan Peter Janssen – aan Adriaan Huiberts van Hees, eveneens uit Udenhout (GAHt, R. 's-Hertogenbosch 1721, f. 187v.-188). Gezien de koopprijs moet het een zeer bescheiden woning zijn geweest. Als voorwaarde staat in de koopakte: En staat te weeten dat Cornelia Lambert Robben, des obdragers moeder, haar leven lang gedurende in de kamere van voorschreven huijsinge sal moeten wonen sonder daar voor iets te betaalen. Mogelijk was de conditie een soort oudedagsvoorziening voor het geval zij haar tweede echtgenoot zou overleven en was zij gehecht aan dit vertrek. De 'opkamer' boven de kelder gold als de beste kamer in een huis. Cornelia werd op 8 mei 1741 in Udenhout begraven. Haar tweede echtgenoot, Lambert Jan Robben, leefde toen nog. Hij hertrouwde op 8 oktober 1741 in Oisterwijk met Anneke Adriaan van Esch. Toen op 27 december 1742 in Udenhout zijn eerste kind werd gedoopt, was mijn voorvader Thomas de Bruijn, stiefzoon van Lambert, doopgetuige. Lambert op zijn beurt trad ook als doopgetuige op bij kinderen van zijn stiefkinderen. Er zal dus een goede verstandhouding zijn geweest en gebleven. |