
| Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen
| Uitgaven
| Vrijwaring | Contact |
|
| Jan
Leijten (generatie I) en zijn vrouw Heilwig, hun
kinderen en kleinkinderen door Martin W.J. de Bruijn Te citeren als: M.W.J. de Bruijn, ‘Jan Leijten (generatie I) en zijn vrouw Heilwig, hun kinderen en kleinkinderen’ (www.broerendebruijn.nlJanLeijten.html), versie van [datum], geraadpleegd op [datum]). |
|
|
Jan stelde mij ook de vraag waarom ik in de stamreeks van mijn moeder, Leijten-Mutsaers, de vrouw van de oudst aangetroffen voorvader in de mannelijke lijn, Jan Leijten, de naam Marij Hendrik Wouter Meeus had gegeven en niet Meens, zoals zij op het internet algemeen wordt aangeduid, mogelijk aan de hand van de website van Henk Coolen. Die vraag heeft mij ertoe gebracht hier toch met voorrang even in te duiken, waarbij Jan van den Bergh mij behulpzaam is geweest, waarvoor ik hem hartelijk dank. De eerste die een stamreeks van deze familie Mutsaers-Leijten heeft opgesteld is J.C.F. van Osch die in 2000 onder de titel De nakomelingen van Mutsart – Mutsaerts – Mutsaers – Musters en andere hieraan verwante families 1270-2000 een omvangrijke studie heeft laten verschijnen. Hij noemde daarin als echtgenote van de stamvader van de betreffende familie Mutsaers een Jan Leijten, die geboren zou zijn rond 1460 en getrouwd was met een Agnes Peter Daniel van Boerden (ald. 479). Uit dit echtpaar zouden tien kinderen zijn geboren: Hendrik, Hendrikske, Adriaan, Marij, Elizabeth, Margriet, Jan (generatie II in de stamreeks), Willem, N.N. (dus naam onbekend) en Hilleke. Voor het gemak had hij al hun geboortedata gesteld op circa 1485. In de hiervóór genoemde website van Henk Coolen vond ik echter als echtgenote van Jan Leijten van generatie I een Marij Hendrik Wouter Meens. Omdat ik ervan uitging dat deze vermelding op jonger onderzoek stoelde, had ik ze op de webpagina van mijn stamreeks opgenomen. Hierop attent gemaakt door Jan van den Bergh heb ik mij, zoals het bij genealogisch onderzoek hoort, tot de bronnen gewend en vond daaronder enkele Tilburgse schepenakten, die mij overduidelijk op een ander spoor zetten. Ze dateren van respectievelijk 19 oktober 1507, 1 februari en 28 juni 1527 (Regionaal Archief Tilburg [RAT], 14 Rechterlijk Archief Tilburg [R. Tilburg], nr. 7904, f. 22v., nr. 7919, f. 61 en f.72v.-73). Ik druk hierbij twee akten van 19 oktober 1507 af, die duidelijk maken voor welke problemen dit soort akten de onderzoekers soms stellen. Het gaat hierbij om zogeheten minuten, die met een groot aantal afkortingen, ingeschreven werden in een protocol. Aan de hand hiervan werden vol uitgeschreven zogeheten grossen gemaakt, die bezegeld werden en aan de verkrijgers van rechten werden gegeven. Hoewel de minuten geen concepten waren, werden er toch vaak nog wijzigingen in aangebracht wanneer de partijen van de rechtshandeling voor schepenen verschenen die over de rechtshandeling stonden, dit wil zeggen ze met hun zegel bekrachtigden. In Tilburg gebeurde dit laatste niet met de zegels van de betreffende, meestal twee schepenen, maar met een gemeenschappelijk schependomszegel. |
|
![]() De twee minuutakten van 19 oktober 1507 in het Tilburgs schepenprotocol. |
|
| De
transcripties die ik van deze minuutakten heb gemaakt,
luiden: 1507.10.19
Herman zoon van wijlen Hendrik Wouter Meus droeg dus over
aan Jan Gijb Peters het recht dat hij geërfd had op de door zijn zuster
Marij
nagelaten goederen.Regionaal Archief Tilburg [RAT], 14 Schepenbank Tilburg [R. Tilburg], nr. 7904 (1507.01.13-1507.11.30), f. 22v. (scan 30). Herman zoen wilner Henrick Wouter Meeus allen alsulcken versterff ende recht van versterve als hom ennichsijns aencomen ende verstorven is van Marij sijnre suster, haeffelicken ende erffelicken gueden, in harden, in weecken, in diepen, in drogen ende alsoe verre men die ende inden naem voercreven bevijnden can, supportavit Jan Ghijben Peters, helmelingen daerop vertegen als recht. Ende promisit op hom ende op sijn gueden, habita [et] habenda, vast ende stentich te houwen ende alsulcken commer [ende] calaingen van sijnen wegen ende mede erffgenamen wegen aff te doen. Datum XIX october, schepenen Berth ende Vermee. De tweede akte leverde veel meer problemen op vanwege de doorhalingen en aanvullingen, terwijl ook de leesbaarheid nogal te wensen overlaat. Ik kwam, met enkele correcties van Jan van den Bergh, tot de volgende transcriptie: Jan,
Willem, Adriaen, Henrick ghebruederen, kijnderen wilner Jan Leijten,
Willem
Stevens ut tutor Hillegont sijns wijffs, Peter Hermans ut tutor Marien
sijns
wijffs, Margriet weduwe Meeus Maes voer hen, Peter Verschueren ende Michiel als kerckmeesteren bovengeschreven:)
sijn voer ...[?] Henrick Cornelissen, Embrecht van Aerl voer hom
selven ...
(In de linkerkantlijn, mogelijk op deze plaats in te voegen: Gherit Herman Heijsten voer Anthonis die Herdt [!] ut tutor Henricxen[?] ende voer Anthonis Verbunt[!] ut tutor Elizabeth, daer Gherit voer geloft,) allen alsulcken versterff ende recht van versterven die helft als elck van hon aencomen ende verstorven is van Marien[1], wittige huijsfrouwe Jan Ghib Peters, ubicumque locorum, supportaverunt Jannen Ghijsbert Peters. Ende promiserunt vast, stentich te houwen ende allen commer van honnen wegen, mede erffgenamen wegen aff te doen. Datum in die H....berti[?]. Schepenen Stevens, Vermee. [1] De in de vorige akte genoemde Marij Henrick Wouter Meeus. Een aantal personen droeg dus hun recht op de erfenis van genoemde Marij Hendrik Wouter Meus over aan genoemde Jan Gijb Peters. Wie waren die erfgenamen? Om te beginnen de kinderen van wijlen Jan Leijten, die dus op de datum van de akte, 19 oktober 1507, al overleden was, te weten vier zonen: Jan (generatie II dus), Willem, Adriaan en Hendrik, en drie dochters: Hillegond, gehuwd met Willem Stevens, Marij, gehuwd met Peter Hermans, en Margriet, gehuwd geweest met Meus Maes (= Thomasz.). Dan volgt een passage die ik niet kan lezen. Ook staat in de linkermarge een kanttekening waaruit ik afleid dat Gerit Herman Heijsten (= van Heyst, zie de stamreeks Van Heyst-De Bruijn. generatie V-2) beloofde de overdracht van waarde te houden voor Anthonis de Herdt, gehuwd met Hendrikske, en Thomas Verbunt, gehuwd met Elizabeth. De laatste twee zijn ook dochters van wijlen Jan Leijten, zoals uit de hierna te behandelen oorkonden uit 1527 zal blijken. Er blijven enkele passages over die ik ook niet goed weet te transcriberen, maar het zou kunnen dat het om voogden van onmondige kinderen gaat. Ook de genoemde Embrecht van Aerl weet ik niet te plaatsen, maar hij zou de man van een dochter van Jan Leijten kunnen zijn. In totaal wijzen deze twee oorkonden dan op negen kinderen van wijlen Jan Leijten. Deze vijf oorkonden uit 1527 – drie van 1 februari en twee van 28 juni van dat jaar – die veel beter te lezen zijn, komen ons verder te hulp. Om te beginnen noemen ze de vrouw van Jan, een niet verder aangeduide Heilwig. Dat is een belangrijk nieuw gegeven. Zowel de opgave van Van Os in zijn boek als die op het internet van Henk Coolen blijkt dus onjuist te zijn! |
|
|
1527.02.01
RAT, R. Tilburg 7919 (1526.05.07-1528.02.14), f. 61 (scan 62-63). Wijllem, Henrick ende Arijaen ghebrueders, Henrick, Marij ende Wijllem Stevenssen ut maritus et turtur Hilleken sue uxoris, ghesusteren, kijnderen altesamen wilner Jan Leijten, Jan zoen wilner Meeus Maessen ende Pauwels fratres, Peter van Spaendonck ut maritus et turtur Cornelissen sue uxoris, Pauwels Jan Pauwels ut maritus et turtur Elijzabetten sue uxoris, Arijaen dochter wilner Meeus Maessen cum tutore ende Aert Jan Gheritssen ut maritus et turtur Elijzabet sue uxoris, Peter van Breda ut maritus et turtur Ghertruijden sue uxoris, Merten Jan Gheritssen voer twee ghedeelten, daer hij Merten voerscreven voer instaet ende gheloeft heeft, Jan zoen Anthonis Verbunt, Meeus zoen Anthonis Verbunt ende Jacop dochter wilner Anthonis Verbunt cum tutore, elck sijn recht ende ghedeelt in een derdalff loepensaet landts gelegen inder prochijen van Tilborch ter plaetsen geheijten in die Schijve tussche erffenisse Claes Lemmenssen cum aliis deen sij ende tusschen erffenisse Jan Leijten dander sij, hodende metten eenen eijnd aen erffenisse der kijnder Lauwereijns Eelkens; item noch non recht ende ghedeelt in een loepensaet landts gelegen tot heijen, gelegen inder prochijen voerschreven ter plaetsen geheiten tussen[?] Maesdijck ende den auden dreijboem, tusschen erffenisse Lauken die Wijse noort waert ende Peter die Bont suijde waert, hodende metten eenen eijnde aen erffenisse Lambert die Scoemaker ende metten anderen eijnde aen die ghemeijnt van Tilborch, alsoe zij zeden, welcke erffenisse voerscreven den voergenoemde vercoperen ende vercoperssen voerscreven aen comen ende verstorven is van Heijlwigen wilner Jan Leijten huijsvrou was, hon vrouken, supportaverunt Jan Leijten honnen brueder ende oem, et promiserunt warandiam loss ende vrij ut moris est, ende allen commer ende calaengijen daer in wesende altemael aff te doen den selven. Datum prima februarii anno XXVI. Scabini Zwijsen ende Joest. Jan Leijten ende voert allen die voergenoemde utsupra dempto Arijaen Leijten elck sijn recht ende gedeelt in vier lopensaet lants ende seven roeijen hon toe behorende, gelegen inder prochijen van Tilborch ter plaetsen geheijten het Bedvier[?] tusschen erffenisse Arijaen Jan Leijten zoen suijdewaert ende tusschen erffenisse Mijchael Stapparts noordewaert, streckende vander erffenisse Wijllem Peterssen oestwaert ende Eemkens kijnder van Aerl tot Oesterwijck weestwaert, alsoe zij zeden, welcke erffenisse voerscreven den voergenoemde vercopers ende (f. 61v.) vercoeperssen voerscreven aencomen ende verstorven is van Heijlwigen Jan Leijten huijsvrou was, hon vrouken, supportaverunt Arijanen zoen wilner Jan Leijten, honnen brueder ende oem. Et promiserunt warandiam loss ende vrij ut moris est, ende allen commer ende calaengijen daer in wesende altemael aff te doen den selven. Datum et scabini ut supra. Jan zoen wilner Jan Leijten zoen met sijnen adherenten ut supra elck sijn recht ende ghedeelt in eenen halven buender beempts ende seven roeijen mijn een vierendeel van eender roeijen hun toebehorende, gelegen inder prochijen van Tilborch ter plaetsen geheijten Maesdick tusschen erffenisse Wouter Henrick Drijessen deen sij ende tusschen erffenisse Jan Leijten soen dander sij, hodende metten eenen eijnde aen die lantscheijdinghe van Breda ende dat ander eijnde aenden stroem, alsoe zij zeden, welcken halven buender beempts ende VII roeijen mijn een vierendeel roets voerscreven den voergenoemde erffgenamen aencomen ende verstorven is van wilner Heijlwigen Jan Leijten huijsvrou, hon moeder ende audemoder, alsoe zij zeden, supportaverunt Daneel zoen wilner Peter Hermanssen. Et promiserunt warandiam loss ende vrij ut moris est, dempto ½ braspenninck erffchijns betaelt aen den heer van Tilborch op sunte Stevens dach ende noch die schouwe opten stroem ende allen anderen commer ende calaengijen daer in wesende alltemael aff te doen den selven. Datum et scabini ut supra. 1527.06.28 RAT, R. Tilburg 7919 (1526.05.07-1528.02.14), f. 72v.-73 (scan 74). Henrick zoen wilner Jan Leijten zoen een stuck landts hem toe behorende, II½ lopensaet off alsoe groot ende cleen alsmen dat aldaer metter mate bevinden sal, gelegen inder prochyen van Tilborch ter plaetsschen geheyten in die Schijve tusschen erffenisse Anthonis Denissen aen die een syde ende tusschen erffenisse Mychiel Roeloffsoen aen die ander syde, hodende metten eenen eynde aen eenen gemeynen wech ende metten anderen eynd aen erffenisse Aert van Aerl, welck stuck erffs voerschreven Henrick voerschreven vercregen hadde mydts eender erffmangelingen van Denis wilner Jan Denissen, alsoe hij zede, supportavit Anthonis zoen Denis Jan Denissen. Et promisit warandiam loss ende vrij ut moris est, ende allen commer etcetere. Datum den XXVIIIen junii. Scabini Vessem ende Joest. Henrick zoen wilner Jan Leijten soen boot sijn blijckende penningen hoeftgelt, lijffcoep, goets penninck ende brijeff gelt die hij zede dat sijn waeren om met recht te vernaerderscappen alle alsulcken loepensaet lants of daer ontrent, gelegen inder prochyen van Tilborch ter plaetsen geheyten teynden die Rijt tusschen erffenisse Mijchiel Roeloffsoen aen beyde sijden ende dat een eynd, ende dat ander eynd aen erffenisse Lauken Henrick Lambertssen; item noch een stuck landts, drie vierdevaets ende een halff roeij, gelegen inder prochyen voerscreven ter plaetsen geheyten op die Vlas straet tusschen erffenisse Wyllem Mutzaert aen die een sy ende tusschen erffenisse Lauwereyns Henrick Lambertssen aen die ander sy, streckende vander erffenisse Mijchiel Roloffssen totten gemeijnen wege toe, welke erffenisse voerscreven Jan, Wyllem, Henrick ende Arijaen gebrueders, ende Henrick, Marij cum tutore, Wyllem Stevens soen als man ende momber Hillekens, sijnder huysvrouwen, kynderen altesamen wilner Jan Leijten, ende Jan zoen wilner Meeus Maessen, Pauwels frater, Peter van Spaendonck ut maritus et turtur Cornelissen sue uxoris, (f. 73) Pauwels Jan Pauwels ut maritus et turtur Elyzabeth sue uxoris, Arijaen dochter wilner Meeus Maessen cum tutore, Aert Jan Geritssen ut maritus et turtur Elyzabeth sue uxoris, Peter van Breda ut maritus et turtur Gertruijden sue uxoris, Merten zoen wilner Jan Geritssen voer twe gedeelten, daer hij Merten voer instaet ende gheloeft heeft, Jan Anthonissen Verbunt, Bartholomeus Verbunt ende Jacop dochter wilner Anthonis Verbunt vercoeft ende gevest hadden elck syn recht ende gedeelt Jannen soen wilner Anthonis Sybben soen, ende hon aencomen ende verstorven was Heylwich Jan Leyten huijsvrou was, hon vrouken. Ende doe naer Jannen voerscreven gevraecht of hij Henricken voerschreven doe die naederscap kenden[?], doe seyde Jan voerschreven “Ja”, hy kenden Henricks voerschreven die naederscap, ende boot allet te doen als hy dat van rechts wegen sculdich is te doen. Datum prima julii. Scabini Beerten ende Joest. |
|
| Als
kinderen van dit echtpaar komen hieruit dus te
voorschijn: de zonen Jan, Willem, Hendrik en Adriaan, de dochters Marij
en
Hilleke, getrouwd met Willem Stevenssen. Niet vermeld werd om te
beginnen
Margriet, die gehuwd was met Meus Maes. Wel vermeld wordt hun dochter
Adriaanke. Haar ouders zullen overleden zijn. Van Elizabeth, gehuwd met
Antonis
Verbunt, worden hun kinderen Jan, Anthonis en Jacobke genoemd.
Hendrikske
Leijten, gehuwd met Anthonis de Herdt, wordt ook niet vermeld, evenmin
als
Corneliske, gehuwd met Peter van Spaendonck. Wel worden kinderen
vermeld van
een Jan Geritsen, te weten een zoon Aart, een zoon Jan en een dochter
Jacobke. Wat de inhoud betreft: volgens de eerste akte van 28 juni 1527 had Hendrik zoon van wijlen Jan Leijten een stuk land van 2½ lopenzaad in Tilburg in de Schijf overgedragen aan Anthonis Denis Jan Denissen. Hendrik had dit stuk land verkregen bij een erfeling van de goederen van wijlen Denis Jan Denissen, dus de vader van degene die het nu verkreeg. De tweede akte, van dezelfde datum betreft een zogeheten vernadering of naasting. Hierbij mocht iemand een recht voor dezelfde som overnemen als waarvoor een ander het wilde verkrijgen. Dit recht kon gebaseerd zijn op familierelatie of nabuurschap. Degene die het recht wilde overnemen moest in baar geld aantonen dat hij hiertoe financieel in staat was. In dit geval wilde Hendrik zoon van wijlen Jan Leijten (in de stamreeks Leijten-Mutsaers generatie II) zijn naastingsrecht doen gelden op land in Tilburg aan het einde van de Rijt en in de Vlasstraat. Ook deze erven waren afkomstig uit de erfenis van Heilwig echtgenote van wijlen Jan Leijten. Als gerechtigden werden vermeld de hierboven genoemde kinderen van Jan Leijten en Heilwig, en verder: Jan zoon van wijlen Meus Maes; Peter van Spaendonck als man van Corneliske; Pauwels Jan Pauwels als man van Elizabeth; Adriaanke dochter van wijlen Meus Maesz.; Aart Jan Geritsz. als man van Elizabeth; Peter van Breda als man van Geertruid; Marten zoon van wijlen Jan Geritsz. voor twee gedeelten; Jan Anthonis Verbunt, Bartholomeus Verbunt en Jacobke dochter van wijlen Anthonis Verbunt. Zij hadden hun recht verkocht aan Jan zoon van wijlen Anthonis Sybben soen (Zebrechtsz.). Deze erkende het naastingsrecht van Hendrik Jan Leijten. Ik kan de gegevens over de naam Jan Geritsz. in deze gegevens niet thuisbrengen. Het zijn er twee: de ene was blijkens de vermelding van zijn zoon Marten al overleden, de andere leefde nog en was gehuwd met Elizabeth Meus Maesz. Hij had dus een broer Aart en een broer Marten. Schematisch kom ik tot de volgende kinderen en kleinkinderen van Jan Leijten: 1 Jan Leijten x Heilwig 1.1 Jan z. Jan Leijten 1.2 Willem z. Jan Leijten 1.3 Hendrik z. Jan Leijten 1.4 Adriaan z. Jan Leijten 1.5 Hillegond dr. Jan Leijten x Willem Stevens 1.6 Marij dr. Jan Leijten x Peter Hermans ► Stamreeks Van Heyst-De Bruijn; 1.7 Margriet dr. Jan Leijten x Meus Maes I.7.1 Jan z. Meus Maes I.7.2 Pauwels z. Meus Maes I.7.3 Corneliske dr. Meus Maes x Peter van Spaendonck I.7.4 Elizabet dr. Meus Maes x Pauwels Jan Pauwels I.7.5 Adriaanke dr. Meus Maes I.7.6 Elizabet (!) dr. Meus Maes x Aart Jan Geritsz. (met broers van Aart: Jan en Gerit) I.7.7 Geertruid dr. Meus Maes x Peter van Breda 1.8 Hendrikske dr. Jan Leijten x Anthonis die Heerde 1.9 Elizabet dr. Jan Leijten x Anthonis Verbunt 1.9.1 Jan z. Anthonis Verbunt 1.9.2 Bartholomeus z. Anthonis Verbunt 1.9.3 Jacobke dr. Anthonis Verbunt Merkwaardig is dat in het gezin van Meus Maes en Margiet Jan Leijten twee dochters met de naam Elizabeth voorkomen (1.7.4 en 1.7.6), de ene gehuwd met Pauwels Jan Pauwels en de andere met Aart Jan Gerits. Twee en zelfs drie dezelfde voornamen in hetzelfde gezin kwamen wel voor (Jan van den Bergh maakte mij hierop terecht attent). Waarschijnlijk gaat het dus om een Elizabeth de oude en een Elizabeth de jonge. Interessant is in de eerste akte gesproken wordt van goederen afkomstig van Heijlwigen Jan Leijten huijsvrou was, hon vrouken. Dat met dit laatste hun grootmoeder was bedoeld, kan worden afgeleid uit de vermelding in de derde akte van Heijlwigen Jan Leijten huijsvrou, hon moeder ende audemoder, dus inderdaad hun moeder en grootmoeder. Op het internet vond ik dat de benaming vrouwke wel gebruikt werd voor een grootmoeder. Een zoon van Jan Leijten en Heilwig heette Hendrik (1.3). Mogelijk was hij vernoemd naar zijn grootvader van vaderskant. De afwezigheid van enige vermelding van diens goederen in het Tilburgs schepenprotocol zou er op kunnen wijzen dat hij, anders dan zijn vrouw Heilwig, van elders afkomstig was. Een Hendrik Leijten met zoon Jan was gegoed in Oirschot (zie bv. Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, 10217 Rechterlijk Archief Oirschot en Best, nr. 122a, f. 164 (1467.02.05). Mogelijk was het voorgeslacht van Jan Leijten dus afkomstig uit Oirschot. Dit moet voor zover ik weet nog nader onderzocht worden. Aanvullingen en correcties zijn welkom op mijn e-postadres mwjdebruijn[at]casema[punt]nl. |
|