Droochsloot
Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen | Uitgaven | Op en rond het Domplein | Vrijwaring | Contact

op het web alleen op deze webstek
(om alleen op deze pagina te zoeken druk op Ctrl-F)
Zie voor deze problematiek ook
Nieuwe theorieën over de rivierlopen
Tussen Rijn en Vecht
De Bemuurde Weerd
Het Lijnpad bij Utrecht
De Oudelle
De vicus Stathe
Boventorp, een (bijna) vergeten
     Utrechtse wijk
Waar lag de oversteekplaats Traiectum of Trecht?
door Martin W.J. de Bruijn

Te citeren als: M.W.J. de Bruijn, ‘Traiectum’ (www.broerendebruijn.nl/Traiectum.html, versie van [datum], geraadpleegd op [datum]).

[1] Denk bijvoorbeeld aan de erudiet en domkanunnik Wilhelmus Heda (ca.1460 - 3 november 1525), die in zijn Historia episcoporum Ultraiectensium al historisch topografische bijzonderheden opgenomen heeft.

[2] Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, dl. 1, uitg. S. Muller Fz. en A.C. Bouman (Utrecht 1920) nr. 308: Omnes etiam, qui Traiectensem civitatem munire debent vallo, ab omnimodo theloneo liberos esse concedimus, quandocunque eandem civitatem civitatem causa mercandi adierint.

[3] M. van Dinter, J.M. Cohen, W.Z. Hoek, E. Stouthamer, E. Jansma en H. Middelkoop, ‘Late Holocene lowland fluvial archives and geoarchaeology: Utrecht’s case study of Rhine river abandonment under Roman and Medieval settlement’, Quaternary Science Reviews 30 (2017) 1-39; M. van Dinter, Living along the Limes. Landscape and settlement in the Lower Rhine Delta during Roman and Early Medieval Times (Utrecht 2017); Appendix / Supplementary Material tot the paper Late Holocene lowland fluvial archives and geoarchaeology – Utrecht’s case study of Rhine river abandonment under Roman and Medieval settlement. 20-yr FLAG special issue on Fluvial Archives, Quaternary Science Reviews 2017.

[5] https://www.romeinen.nl/weten/nieuws/
romeinse-weg-leidsche-rijn-te-zien. Tegen deze voorstelling is overigens een ernstige bedenking in te brengen. Die betreft de plaats van de splitsing van de rivieren de Rijn en de noordwaarts afbuigende rivier de Vecht ten noorden van de burcht Traiectum. Deze afsplitsing is geconstrueerd door de genoemde zes onderzoekers met als enige argument dat Romeinse burchten bij een dergelijke splitsing gelegen waren: ‘In the Early and Middle Roman period, the bifurcation of the Vecht (#129A) was most likely located directly opposite the Limes fort of Utrecht: like all other auxiliary forts that were built simultaneously in the ‘40s AD downstream along the Rhine to North Sea (Van Dinter, 2013), the Utrecht fort was likely positioned a channel ‘node’. (Van Dinter c.s., Living along the Limes, bijlage, p. 39). Op de in noot 4 genoemde webpagina Nieuwe theorieën heb ik uitvoerig beargumenteerd dat en waarom er ten noorden van de burcht geen afsplitsing tussen de Rijn en de Vecht heeft gelegen.
Aanvulling van 15 maart 2022:
In een recent artikel (‘Utrecht in de Romeinse tijd: een nieuwe kaart’, Jaarboek Oud-Utrecht 2021, 106-133) gaat de Utrechtse archeoloog Erik Graafstal onbeargumenteerd uit van de hoogst onaannemelijke aanwezigheid van een dergelijke splitsing (ald. 109, onder verwijzing naar de dissertatie van Van Dinter, Living along the Limes, 34, 133-134, en niet naar de hierboven genoemde appendix. Op de opgegeven pagina’s in het proefschrift wordt beweerd dat de rivier de Rijn voorbij de aangenomen splitsing minder breed en minder diep zou zijn geweest, maar ook dit wordt, net als het bestaan van de splitsing zelf, op geen enkele manier aan de hand van bronnen en/of argumentatie aangetoond.

[6] De aanzet hiertoe heb ik al gegeven in mijn dissertatie Husinghe ende hofstede. Een institutioneel-geografische studie van de rechtspraak over onroerend goed in de stad Utrecht in de middeleeuwen (Utrecht 1994) 37-55.
Op deze webstek zijn enkele pagina’s geplaatst die betrekking hebben op de rivierlopen die er door de eeuwen heen door en langs Traiectum of Trecht (Utrecht) hebben gestroomd. Al eeuwenlang hebben historisch onderzoekers zich met deze problematiek beziggehouden.[1] Probleem bij al deze analyses was en is dat het aantal bronnen van welke aard ook – geologische, archeologische, historische – niet zozeer beperkt alswel lacuneus en lastig te interpreteren is. Het grootste deel, van geologische en archeologische aard, ligt nog ongebruikt onder het oppervlak. En zelfs wanneer dit volledig onderzocht zou kunnen worden, dan zou het nog maar beperkt zijn, omdat rivieren in een onbedijkt landschap nu eenmaal hun lopen wijzigen en aldus een deel van hun eigen geschiedenis uitwissen.

Wat het onderzoek verder in grote mate bemoeilijkt, is het ontstaan van de stad en dan met name de afbakening van het stadsgebied door de stadsomwalling. Deze wordt genoemd in de bevestiging van het Utrechts stadsrecht van 2 juni 1122, waarvan het negenhonderdjarig bestaan in 2022 gevierd wordt. Iedereen die moest helpen met de stadsomwalling zou vrijgesteld zijn van iedere tol telkens wanneer hij naar Utrecht kwam om handel te drijven, zo werd in een van de twee keizerlijke privileges vastgesteld.
[2] Nog steeds is de omwalling in het stadsbeeld zeer herkenbaar. Het spreekt voor zich dat hierdoor sommige rivierlopen zijn afgesneden en al dan niet omgeleid. Hiernaast is ook het aantal relevante schiftelijke gegevens over de gang van zaken zeer beperkt en kan deze voor het grootste deel alleen restrospectief benaderd worden.

Om de ligging van de oversteekplaats vast te stellen waaraan Utrecht/Traiectum zijn naam ontleent, moeten behalve de rivierlopen vanzelfsprekend ook de wegen worden gereconstrueerd. Het is opmerkelijk dat daar in Utrecht, afgezien van de zogenoemde limes-weg, veel minder aandacht aan is besteed dan aan de rivierlopen. Om bij het onderzoek een plausibel voorlopig resultaat te bereiken, zouden alle beschikbare relevante gegevens moeten worden geanalyseerd. Dat is onmogelijk, en zelfs wanneer het mogelijk zou zijn, was er een genie nodig om het genoemde aannemelijke resultaat te bereiken. Er zit dus niets anders op dan te proberen met kleine stapjes telkens een stukje verder te komen.

Dit had zeker verwacht mogen worden van de zes geologen, fysisch geografen en archeologen die in 2017 een artikel over de rivierlopen in en rond de stad hebben gepubliceerd, welk artikel later integraal opgenomen is in de dissertatie van een van deze onderzoekers, Marieke van Dinter. Helaas is dit werkstuk wetenschappelijk ver beneden de maat, zoals op een aantal pagina’s op deze website uitvoerig beargumenteerd wordt.[3] Zelfs als discussiestuk kan het niet anders dan ondermaats worden beschouwd.[4]

Op deze webpagina wil ik behalve de rivierlopen ook het oude wegenpatroon in de beschouwingen betrekken. Dank zij een aantal recente opgravingen, zowel in het zuiden van het stadsgebied als in de westelijk ontstane nieuwbouwwijk Leidsche Rijn, heeft zich hier een beeld gevormd van met name de Romeinse, maar waarschijnlijk ook de middeleeuwse wegen. Opmerkelijk hierbij is wél dat de tracés van deze wegen niet of nauwelijks beargumenteerd worden en verder dat maar in beperkte mate gebruik is gemaakt van het wegenpatroon zoals we dat in later tijd in en rond Utrecht aantreffen. Onderstaande plattegrond ontleen ik aan een artikel van 6 september 2018.[5]

Romeinse wegen
Afbeelding van een deel van het oude wegenpatroon in en rond Utrecht. Ik acht de afgebeelde afsplitsing van de Rijn en de Vecht ten noorden van de burcht voor onjuist. Deze afsplitsing bevond zich verder stroomopwaarts.

Ik wil hier met name een antwoord proberen te geven op de vraag waar de oversteekplaats gelegen is waaraan Utrecht, Traiectum of – in het Nederlands – Trecht zijn naam ontleent.[6]
 
De naam Traiectum is afgeleid van het Latijnse werkwoord traicere, dat ‘oversteken’ betekent. Of hier sprake is geweest van een brug, een veer of een doorwaadbare plaats laat ik in het midden. Mijn antwoord op de vraag waar die oversteekplaats lag is hypothetisch vanuit de aanwezige, althans de voor mij beschikbare gegevens. Maar ik hoop vanzelfsprekend dat een en ander op den duur aangevuld of juist weerlegd kan worden.
 
Wat bij de bestaande reconstructies opvalt, is dat hierbij uitgegaan wordt van een loop van de rivier de Rijn die aan de zuidoostkant van de latere stad zuidelijker stroomt dan in later tijd – de Laat-Romeinse Periode of Vroege Middeleeuwen – het geval was. De oude rivier zou langs de oudere Romeinse legerplaats Vechten in noordelijke richting in een bocht oostelijk om het castellum Traictum hebben gestroomd om vervolgens in westelijke richting af te buigen.
 
Volgens de nu aanwezige archeologische gegevens zou er een nagenoeg rechte Romeinse weg hebben gelopen vanaf Vechten in de richting van het castellum op de Hoge Woerd (nu Leidsche Rijn). Wanneer dit de hoofdroute langs de Romeinse limes zou zijn geweest – en dat acht ik niet onaannemelijk – betekent dit dat de burcht Traiectum aan een of meer aftakkingen van deze route heeft gelegen. Een dergelijke aftakking treft men op de gereconstrueerde plattegronden verder ook aan bij het fort op de Hoge Woerd.













































[7] Zie voor meer gegevens op deze webstek de pagina Michiel de verluchter.


[8] Zie de beide afbeeldingen hieronder.


[9] Zie hierover J. Prakken, ‘Het echte en het onechte Lijnpad’, Maandblad van “Oud-Utrecht” 24 (1951) 49-54, en M.N. Acket, ‘Nogmaals het Lijnpad’, ald. 66-69. Laatstgenoemde auteur heeft voor deze problematiek al de basis gelegd in Een merkwaardige kaart van Utrecht en omgeving, Jaarboekje van "Oud-Utrecht" 1931, 44-77. Het is niet alleen gebaseerd op de geschreven bronnen, met name het kaartmateriaal, maar ook op waarnemingen van structuren die inmiddels verdwenen zijn. Daarom zijn bovenstaande bijdragen nog steeds van belang voor het onderzoek.


[10] Zie voor dit alles bijvoorbeeld de website vici.org.


[11] Zie bijvoorbeeld Husinghe ende hofstede, 49-50.














Mijlpaal
'Romeinse' mijlpaal aan de Koningsweg. Deze paal werd met een aantal andere geplaatst in 1997 ter herinnering aan het 1950-jarig bestaan van de Rijn als noordelijke limes van het Romeinse rijk.


[12] Zie hierover en het hiernavolgende over de Springwijk: M.W.J. de Bruijn, L. (Luit) van der Tuuk en G. (Gerard) Pouw, De vestiging van het Duitse Huis in de stad Utrecht (Utrecht 2000) 19-27, met uitvoerige bronvermelding.


[13] Een onderzoeksrapport heb ik niet kunnen traceren. Er is wel een zogenoemde publieksbrochure, Sporen in de stad, geschreven door R. (René) de Kam, van september 2008, waarin een en ander over de resultaten wordt geschreven (ald. 22-23).


[14] H.H. van Regteren Altena en H. (Herbert) Sarfatij, ‘De verdwenen Rijnloop. Waarnemingen in de bouwput van V & D Achter Clarenburg’, Archeologische en Bouwhistorische Kroniek van de Gemeente Utrecht 1926-1972, 22-27.


Bezien we de situering van de burcht Traiectum retrospectief vanuit de latere situatie, dan is het opvallend dat van de hoofdpoorten van deze burcht aan de vier zijden eigenlijk alleen die aan de westzijde naar een doorgaande route verwijst: noord- en oostwaarts bevond zich de rivier de Rijn en dit was op een wat grotere afstand ook zuidwaarts het geval.

En die weg is nog heel goed retrospectief aan te wijzen; het gaat om de Zadelstraat, die in 1165 de platea suburbana, de ‘straat onder de burcht’ of ook wel ‘straat van de voorstad’ wordt genoemd.[7] Naar het zuidwesten toe houdt deze straat op bij de Mariaplaats. Dit is te danken – of zo men wil: te wijten – aan de stichting van het kapittel van Sint-Marie omstreeks 1080 en de aanleg van de stadswal omstreeks 1122.
 
Ook op de oudste min of meer betrouwbare plattegrond van de stad, die van Jacob van Deventer van omstreeks 1565, houdt de weg daar op en vindt deze geen vervolg buiten het stadsgebied.[8]

Plattegrond Van Deventer
Plattegrond van Jacob van Deventer van omstreeks 1569/70.
 

Maar wanneer men het tracé denkbeeldig westwaarts doortrekt, komt het precies uit op een verder in zuidwestelijke richting lopende weg, die daar een vrij scherpe knik in zuidoostelijke richting maakt. Het gaat hierbij om een weg die het Lijnpad wordt genoemd, maar die oorspronkelijk de Groeneweg heette.[9]

Legt men dit tracé op een moderne plattegrond, dan blijkt de aansluiting van het gereconstrueerde deel uit te komen op het Jaarbeursterrein en ten westen daarvan bij de Overste den Oudenlaan. Zuidwestelijk parallel daaraan loopt de Van Bijnkershoeklaan. En bij die laan zijn sporen van een Romeinse weg teruggevonden. Ten zuidwesten daarvan zal het tracé aangesloten hebben op de hierboven al genoemde meer zuidelijk gelegen limes-weg, die waarschijnlijk is aangetroffen bij de Peltlaan.[10]
 
Vanuit het westen zal aldus vanaf de zuidelijke limes-weg de burcht Traiectum via dit traject bereikt zijn. Maar aangenomen mag worden dat dit ook vanuit het oosten het geval is geweest.
 
Vanwege het enigszins bochtige karakter van de Groeneweg heeft men wel aangenomen dat dit tracé een rivierarm is geweest. Ik heb hier ernstige twijfels over of het zou om een al vóór de Romeinse tijd verlande rivierloop moeten zijn geweest.[11] Van Dinter cum suis gaan er, zoals bij hen gebruikelijk onbeargumenteerd, wél van uit, maar er zou eens serieus onderzoek naar gedaan moeten worden.
 
Ik moet ook een antwoord schuldig blijven op de vraag of en hoe er een weg gelopen heeft tussen de burcht Traiectum en het veel grotere legerkamp Vechten. Deze laatste burcht lag aan een zuidelijker gelegen bocht van de rivier de Rijn die mogelijk nog in de Romeinse tijd verdwenen is. Ook hier zou nader onderzoek naar moeten worden gedaan.
 
Er laat zich overigens verder noordelijk wel een oost-west lopend tracé ten zuiden van de jongere loop van de (Kromme) Rijn aanwijzen. Deze weg bevindt zich ter plaatse van de Koningsweg en is inmiddels ook als Romeinse limes-weg erkend. Er zijn zelfs ter herinnering ‘Romeinse’ grenspalen langs geplaatst. Dit tracé zet zich naar het westen toe voort langs de huidige Gansstraat en het Ledig Erf. Daar is het onderbroken door de zuidwestelijke punt van het omstreeks 1122 omwalde stadsgebied, maar het laat zich in noordwestelijke richting vanaf de Geertekerk verder voortzetten langs de tegenwoordige Springweg.
 
Elders heb ik uitvoerig uiteengezet hoe het tracé in de Middeleeuwen Springwijk werd genoemd, dat het tracé opnieuw onderbroken werd door de omstreeks 1080 gestichte immuniteit van Sint-Marie. Aan de oostkant van de Mariaplaats zal de kruising hebben gelegen van het hierboven gereconstrueerde zuidwest-noordoosttracé naar de burcht Traiectum.[12]
 
Voor de veronderstelling dat het hier om een Romeinse weg gaat, vond ik steun in het feit dat blijkens persberichten in 2007 ten westen van het tracé op het terrein van het voormalige Duitse-Huis, tegenwoordig Hotel Karel V, een Romeins grafveld is aangetroffen. Dit lijkt al te dateren vanaf de bouw van het castellum in of kort na 47 na Christus.[13]
 
Ten noorden van de voormalige immuniteit van Sint-Marie duikt het Springwijk-tracé weer op aan Achter Clarenburg. Het gebied hier werd in de Middeleeuwen de Neder-Springwijk genoemd.

Nu ben ik letterlijk en figuurlijk aangekomen op de plaats waar de titel van deze webpagina op betrekking heeft: de oversteekplaats waaraan Traiectum, waaraan Utrecht zijn naam te danken heeft. Zoals uit opgravingen op het terrein van Hoog-Catharijne gebleken is, stroomde hier vóór de aanleg van de stadswal omstreeks 1122 de Rijn in westelijke richting.[14] Met andere woorden, ik situeer de oversteekplaats Traiectum niet bij de burcht, maar enkele honderden meters ten westen daarvan, aan het huidige Achter Clarenburg.

Rivieren en wegen
Reconstructie van de oude doorgangswegen door en langs Utrecht op de plattegrond van Jacob van Deventer.
A  Weg die via de oversteekplaats
Traiectum naar het noorden leidt (van zuidoost naar noordwest via de huidige Koningsweg, Gansstraat, Ledig Erf, Springweg, Mariaplaats, Achter Clarenburg, Vredenburg, Daalse dijk);
B  Weg tussen de burchten
Traiectum en de burcht op de Hoge Woerd (vanaf Traiectum via het tracé van de tegenwoordige Zadelstraat en verder westwaarts);
C  Weg vanaf de splitsing van A bij het Ledig Erf via de voormalige Karreweg in westelijke richting naar de weg B;
D  De door mij aangenomen oversteekplaats
Traiectum.

Voorbij de oversteekplaats zal het tracé in noordelijke richting verder gelopen hebben via de Daalse dijk en langs de linkeroever van de rivier de Vecht, waarvan de Otterstroom nog een restgeul vormt.[15] Ik acht het niet eens ondenkbaar dat het hier om een in oorsprong Romeinse weg gaat die naar de burcht(en) Velsen liep in de periode vóór 47 na Christus, toen de Romeinen zich nog niet hadden teruggetrokken achter de Rijn.

In het voorgaande zijn enkele ideeën over het vroege wegenpatroon in en rond Utrecht uiteengezet en beargumenteerd. Ik realiseer me dat heel veel hiervan slechts hypothetisch is, dat nader onderzoek nog veel nieuwe gegevens aan het licht kan brengen en dat hiermee ook veel van wat hierboven te berde is gebracht gewijzigd zal moeten worden. Maar anders dan verreweg het merendeel van de Utrechtse geologen, archeologen, historisch geografen en historici ben ik niet alleen bereid om hierover de discussie aan te gaan, maar ook om me met behulp van bronnen en argumenten van het tegendeel te laten overtuigen. Ik zie met belangstelling iedere zinvolle reactie tegemoet op mijn e-mailadres mwjdebruijn[at]casema[punt]nl. Zoals altijd gaat het me om een betere kennis van het boeiende verleden van de stad die negen eeuwen geleden omwald is en door de keizer in haar rechten bevestigd.


© 2022 C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. - Gepubliceerd 12 maart 2022; laatst bewerkt 29 maart 2022.