Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen
| Uitgaven
| Vrijwaring | Contact |
|
Andere
bijdragen
over Tilburgse geschiedenis op deze internetpresentatie: ► Heren van Tilburg ► Hoe oud is Tilburg? ► Het domein Korvel in Tilburg ► Daneel van Heyst. Een vijftiende- eeuwse Tilburger en zijn omgeving ► Schôon en lillek. De teloorgang van een Tilburgs wevershuis ► Het geslacht Van Spaendonck Zie verder: ► Stamreeks Van Heyst-De Bruijn ► Kwartierstaat Martin de Bruijn Over de herkomst van de vijftiende-eeuwse schilders Jan en Hubert van Eyck uit deze Bac-familie zie: ► Dossier Jan en Hubert van Eyck |
De herdgang de Rijt in
Tilburg en de daar gelegen hoeve Ter Rijt van de familie Bac door Martin W.J. de Bruijn Te
citeren als: M.W.J. de
Bruijn, ‘De herdgang de Rijt in Tilburg en de daar gelegen hoeve Ter
Rijt’ (www.broerendebruijn.nl/GoedterRijt.html,
versie van
[datum], geraadpleegd op [datum]).
Door de toenemende digitalisering komen steeds meer archivalische bronnen onder direct handbereik.[1] Dit brengt mij ertoe een aanvulling te geven op een artikel dat ik in 1981 heb geschreven over twee hoeven in Tilburg die beide werden aangeduid als Ter Ryt of Ter Rijt.[2] De ene hoeve was gelegen hoofdzakelijk ten zuiden van de parochiekerk ter plaatse van de huidige Heikese kerk en was half leenroerig aan de voormalige heerlijkheid Gageldonk en half aan de heerlijkheid Boxtel. Hiermee liet zij zich identificeren als een hoeve behorend tot het domein van de heren van Tilburg uit de twaalfde en dertiende eeuw. De andere hoeve had ik toen nog niet kunnen traceren, al wees een aantal bronnen erop dat zij gelegen was in de in het westen van Tilburg gelegen herdgang de Rijt, in latere spelling de Reit genoemd. Dit is ongeveer twee kilometer ten westen van het leengoed bij de kerk. |
[1]
Naast de medewerkers van het Regionaal Archief Tilburg
[RAT]
dank ik G.C.M. van Dijck, W. de Bakker en H. Vogels voor de door hen
verstrekte
informatie en medewerking. [2]
M.W.J. de Bruijn, ‘Twee hoeven Ter Ryt. Een bijdrage tot de
nederzettingsgeschiedenis van Tilburg’, Actum Tilliburgis.
Driemaandelijks
tijdschrift van de Heemkundekring “Tilborch” 12 (1981) 18-28
(volledig raadpleegbaar
op Academia.edu).
[3]
F. Smulders, ‘Tilburg rond 1450 VII. De Hoeven, de Schijf en de Rijt’, Actum
Tilliburgis 5 (1974) 107-112.
[5]
Oorkondenboek van Noord-Brabant tot 1312 [ONB],
dl. I, De Meierij
van
’s-Hertogenbosch, uitg. H.P.H. Camps (’s-Gravenhage 1979).
[6]
Abdijarchief Tongerlo
[AAT] 116, ‘Schepenbrieven m.b.t. diverse bezittingen’, 14de-15de
eeuw: Copiȩ diversarum litterarum scabinalibus de bonis
monasterii
Tongerloensis in Tilborch, Udenhout, Haren, Gestele, Goerle.
[9]
supra terciam partem bonorum Van der Riet,
secundum quod fuerant domine Cristine dicte Kariis et sui fratris
presbiteri,
tamquam supra allodium.
[11]
Gemeentearchief ’s-Hertogenbosch [GAHt], Schepenprotocol R. [R.] 1183,
f. 332v.
In de oorkonde staat dat Hendrik het goed van zijn broer had
verkregen.
Dit zal een vergissing zijn. Van Hendrik is geen broer Hubrecht bekend;
bovendien wordt in de akte geen voornoemde (predictum) broer
Hubrecht
vermeld, wél vader Hubrecht.
[14]
Zie Trommelen en Trommelen, Toponiemen, a.w. 446 (nr. 652) en
475-476
(nr.713).
|
In 1994 publiceerden vader en zoon J.R.O. Trommelen en M.P.E. Trommelen Tilburgse toponiemen. Een tentatieve reconstructie en naamsverklaring.[4] In deze publicatie behandelden zij, voornamelijk op basis van de zestiende-eeuwse toponymische bronnen, ook de Tilburgse herdgangen. Dat zij er niet helemaal in geslaagd zijn de Rijt exact te situeren, blijkt uit het feit dat zij de gegevens over de twee hierboven genoemde hoeve Ter Rijt splitsten in een verhandeling over een ‘Goet ter Riet’ (nr. 216) en een Hoeve ter Rijt (nr. 343), maar in deze lemma’s de bronnen over de beide goederen door elkaar haalden en vermengden. Ik ga de misverstanden niet specificeren, maar zal hieronder aantonen dat het door hen vermelde Goed ter Riet de hoeve in de herdgang de Rijt was. Deze hoeve was geen leengoed, zoals dit met de hoeve hoofdzakelijk ten zuiden van de kerk wél het geval was. ![]() Het zuidwestelijk middendeel van Tilburg op de plattegrond van Hendrik Verhees van 1790. Het noorden ligt rechts. Midden boven bevindt zich de herdgang De Reit, waar de hoeve Ter Rijt lag; rechtsonder de Heuvel en Enthoven. Het leengoed Ter Rijt, gehouden van Boxtel en Gageldonk, lag ten zuiden van de kerk. De bronnen waarover we beschikken, bestaan voor het grootste deel uit oorkonden, akten om tot bewijs van een recht te dienen. De teksten van de oudste zijn afgedrukt het Oorkondenboek Noord-Brabant tot 1312.[5] In een oorkondenboek worden de oorkonden doorgaans chronologisch afgedrukt en dat is ook hier het geval. Er bestaan echter van sommige oorkonden ook registers met afschriften, zogeheten cartularia, waarin de akten in samenhang van de rechten zijn opgenomen. Dit laatste is bijvoorbeeld min of meer ook het geval met een cartularium van de abdij Tongerlo in de Belgische Kempen. Deze abdij bezat veel rechten in Tilburg en omgeving. Het betreffende cartularium is in het archief genummerd 116 en bevat teksten van oorkonden die betrekking hebben op de dorpen Tilburg, Udenhout, Haaren, Moergestel en Goirle.[6] Het oudste gegeven betreffende het hier behandelde Goed ter Riet, van 27 juli 1310, is daar afgeschreven op folio 102v. en 103r. De tekst van deze oorkonde, die ook in origineel bewaard is gebleven,[7] is afgedrukt in het Oorkondenboek Noord-Brabant.[8] In deze oorkonde verkopen de gebroeders Gijsbrecht, Wouter en Hendrik Bac een jaarlijkse uitkering van elk 3 mud rogge aan de abdij. Eerstgenoemde deed dit uit of ‘op’ (supra) – dit wil zeggen met als onderpand – het derde deel van goederen Van der Riet, zoals zij waren van vrouwe Christien geheten Kariis en haar priester-broer, als op een vrijeigen goed (allodium).[9] Dit laatste had vader en zoon Trommelen te denken moeten geven, omdat het hier dus niet om leengoed gaat. De suggestie dat het in de oorkonde uit 1310 de allodiale hoeve Ter Rijt betreft die in de latere bronnen voorkomt, heb ik al gedaan in mijn genoemd artikel,[10] welk artikel overigens door de beide auteurs Trommelen in hun publicatie onvermeld is gebleven. Helaas duurt het hierna lange tijd voor we weer over nieuwe gegevens beschikken. Het eerstvolgende gegeven dat ik heb kunnen traceren en dat al opgenomen is in mijn genoemd artikel, is een Bossche schepenakte van 6 juni 1404, waarin Hendrik Bac, zoon van wijlen Hubrecht Bac en van Margriet dochter van Jan Bie van Goirle, de goederen – beter gezegd: een goed – van wijlen Hubrecht uitgeeft in erfelijke pacht. Dat goed wordt omschreven als die hoeve ter Rijt. Hendrik Daneels had dit goed bewerkt (tamquam colonus). Hendrik Bac had het verkregen van zijn vader Hubrecht; niet van een broer Hubrecht, zoals in de akte staat.[11] De verkrijgers in pacht waren Aalwin natuurlijke zoon van Aalwin Sculenborch en Daneel zoon van wijlen Hendrik Daneelsz. De jaarlijkse pachtsom bedroeg 6 mud rogge aan de abdij Tongerlo en 4½ mud rogge aan Hendrik Bac, waarmee de identificatie met het in de oorkonde uit 1310 genoemde goed voor de hand ligt. Hierbij moet worden aangenomen dat de 3 mud rogge die Gijsbrecht in 1310 verkocht had uit het derde deel van Ter Rijt is aangevuld met nog 3 mud, waarschijnlijk uit een van de andere derde delen die hebben toebehoord aan Gijsbrechts broers Wouter en Hendrik. Twee Bossche schepenakten, een van 21 mei 1428 en een van 17 juli 1440, hebben voorts betrekking op overdracht van de rechten van de erfgenamen van Hendrik Daneelsz. Het goed werd hierin telkens omschreven als die ho(e)ve ter Rijt.[12] De inkomsten van de abdij Tongerlo uit dit goed lijken in de loop van de veertiende eeuw in het ongerede te zijn geraakt. Dit blijkt uit enkele oorkonden in het genoemde cartularium die vóór de oorkonde uit 1310 zijn afgedrukt.[13] Met name een oorkonde van 13 januari 1488 is interessant. Voor de Tilburgse schepenen verklaarde een vijftal Tilburgers onder ede ten behoeve van de abdij dat de abdij meer dan dertig à veertig jaar in het bezit was geweest van een erfelijke pacht van 3 mud rogge per jaar uit een aantal onderpanden geleghen in der prochien van Tilborch ter steden geheyten die Rijt, te beginnen uit een huis en hof met toebehoren en verder uit een aantal grondstukken. Waarschijnlijk gaat het hierbij om de hoeve Ter Rijt, maar dat wordt niet met zoveel woorden gezegd. De landerijen hebben in het afschrift van de oorkonde namen als Sueproye, Suepsele en den Weist. Ik denk dat het hier om twee akkers genaamd de Suepsoye en de Werft is gegaan, genoemd naar twee waterlopen in de Schijf in de herdgang de Rijt.[14] |
[15]
AAT, Charter 916. In de afschriften van 116, f.
38-39. [16]
H. Vogels heeft in Terug naar de Bac-ermat nuttige pogingen gedaan om
de
verschillende takken van het geslacht Bac te determineren (zie ook noot
30).
[19]
Erens, Oorkonden Tongerlo III, nr. 873 (23 december 1342): Hubertus
dictus Bac, frater carnalis domini Walteri Bac, abbatis monasterii
antedicti.
[29]
L. Galesloot uitg., Le livre des feudataires de
Jean III, duc de Brabant (Brussel 1865) 3 (f. 1): Arnoldus
Berthout
Bac apud
Inthout ultra Venne in Westilborch XV libras annuatim. Iohannes filius
suus
tenet.
[30]
Voor de mogelijke connectie zie Vogels, Terug naar de
Bac-ermat, dl. I (2014, met aanvulling van 2022).
[31]
Putten uit het Bossche verleden. Vriendenbundel voor Hans
Janssen ter
gelegenheid van zijn afscheid als stadsarcheoloog van ’s-Hertogenbosch,
red. R. van Genabeek e.a. (’s-Hertogenbosch 2012) 87-97.
|
Rest
de vraag wie de
bezitters van dit goed of deze hoeve Ter Rijt zijn geweest vóór een
Hendrik
Hubrechtsz. Bac het in 1404 in erfelijke pacht gaf aan Aalwin Aalwinsz.
Sculenborchs. Zoals hierboven is vermeld wordt in deze oorkonde Hendrik
een
zoon genoemd van wijlen Hubrecht Bac en Margriet dochter van Jan de Bie
van
Goirle. 1. (met een vraagteken) Herman van der Rijt, vermeld op 20 mei 1301 met broer Aart Bac, mogelijk, maar niet zeker, identiek met Aart Bertout Bac; 2. Hermans zoon (?) Hendrik Bac van Tilburg (deze had twee – waarschijnlijk oudere – broers: Gijsbrecht en Wouter); laatste vermelding van Hendrik 17 juli 1331; 3. Hendriks zoon Hubrecht Bac van Tilburg (was een broer van abt Wouter Bac); eerste vermelding 14 december 1336, laatste van in leven zijn 28 oktober 1378; 4. Hendrik Bac (zoon van Hubrecht uit diens tweede huwelijk met Margriet dochter van Jan de Bie); gaf op 6 juni 1404 de hoeve Ter Rijt uit in erfelijke pacht. |
[32]
GAHt, R. 1177, f. 307. Op 22 maart 1403 droeg Korstien weduwe van Jan
Coninc
het vruchtgebruik over aan hun beider kinderen Korstiaan, priester,
Gevard,
Rutger, Liesbet en Korstien, die de pacht een dag later overdroegen aan
Bruisten van Andel (GAHt, R. 1183, f. 113). Omdat de tekst gedeeltelijk
overgenomen werd uit de akte van 1386, werd Hendrik zoon van wijlen
Hubrecht
Bac nog als levend voorgesteld, terwijl hij al vóór 6 april 1389
overleden was. [33]
R. GAHt, R. 1178, f. 97.
|
De hoeve van deze Bac-tak
in Tilburg aan de Heuvel en het Goed Inthout (Enthoven) Deze Bac-tak bezat nog een tweede hoeve, en wel aan de Heuvel, het latere centrum van Tilburg. Uit een oorkonde van 28 juni 1386 blijkt dat dit goed toen in het bezit was van Hendrik Bac, de zoon van wijlen Hubrecht Bac uit het eerste huwelijk met Goetsto. Ook wordt vermeld dat de hoeve afkomstig was van Hubrecht. Zij werd gesitueerd bij een erf van de abdij Tongerlo. Als toebehoren werden landen, beemden, heiden en weilanden genoemd. Op genoemde datum ‘verkocht’ Hendrik een erfelijke pacht van 4 mud rogge, Oisterwijkse maat, uit het goed aan Jan Coninc.[32] Een kleine drie jaar later vernemen we meer over goederen aan de Heuvel in Tilburg die in het bezit waren geweest van Hendrik. Op 6 april 1389 verkochten drie zoons van de inmiddels overleden Hendrik Bac, te weten Hubrecht, Aart en Wouter, delen van het goed. Om te beginnen verkochten zij samen een kamp – dit wil zeggen een afgebakend stuk land – achter de Heuvel aan Reinke van Broekhoven, zoon van wijlen Gerit van Broekhoven. Hieruit moesten jaarlijks worden betaald 2/3 deel van een oude groot aan de hertog van Brabant en een erfelijke pacht van 44 lopen rogge aan de abdij Tongerlo. Verder verkochten de broers een beemd, waarvan de ligging niet wordt genoemd, maar eveneens grenzend aan grond van Tongerlo, aan Jan van Gierle, zoon van wijlen Hendrik van Gierle, en aan Jan van Aarle, zoon van wijlen Jan van Aarle. Hieruit moest een cijns aan Tongerlo worden betaald. Vervolgens verkochten zij een stuk land geheten die aude hofstat van 11 lopense, eveneens grenzend aan grond van Tongerlo en aan die gemeyn heerwech, aan Gerit van Broekhoven. Hieruit gingen het derde deel van een oude groot aan de hertog van Brabant en een erfelijke pacht van 4 lopen rogge aan Tongerlo. Gerit van Broekhoven beloofde 30 1/3 Hollandse gulden aan Hubert te betalen. Verder verkocht Gerit een erfelijke pacht van 1 mud rogge, Bossche maat, uit tGoet te Heskoke in Meerveldhoven aan Hubrecht Bac. Deze pacht was daaruit verkocht door Wouter zoon van wijlen Wouter van Oerle. De drie broers verkochten ten slotte nog 5 bunder land bij de Heuvel in Tilburg – dit wil zeggen meer dan 5 hectare, dus een groot stuk grond – aan Willem zoon van wijlen Jan Ommaet. Hieruit gingen 12 penningen cijns aan de hertog en een erfelijke pacht van 4 mud rogge, Oisterwijkse maat en in Oisterwijk te leveren – aan heer Willem Coster. Deze beloofde de drie broers hiervoor te vrijwaren.[33] Ik heb niet kunnen achterhalen of er bij deze grond aan en in de omgeving van de Heuvel in Tilburg een connectie heeft bestaan met het hertogelijk leengoed Enthoven, dat niet ver ten oosten van genoemd plein lag. Zoals hierboven vermeld werd dit goed in 1312 in leen gehouden door Aart Bertout Bac van Tilburg, mogelijk een broer van Hubrecht abt van Tongerlo en een neef-oomzegger van de hierboven genoemde Herman van der Rijt, als mogelijk oudst bekende bezitter van de hoeve Ter Rijt en de hoeve aan de Heuvel. Ten slotte ben ik, anders dan in mijn artikel 'Twee hoeven Ter Ryt' uit 1981, inmiddels wel de mening toegedaan dat het leengoed bij de kerk, half leenroerig aan Boxtel en half aan Gageldonk, in oorsprong wel degelijk de kern van het heerlijk domein Tilburg heeft gevormd. |