Panorama Goirke
Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen | Uitgaven | Vrijwaring | Contact

op het web alleen op deze webstek
(om alleen op deze pagina te zoeken druk op Ctrl-F)


Voor de ligging en de verdere geschiedenis van het Goed te Heyst zie de webpagina op Wiki Midden-Brabant.


[1] M.W.J. de Bruijn, ‘De hoeve “Het goed ter Linden” in de Stokhasselt’, Tilburg. Tijdschrift voor geschiedenis, monumenten en cultuur 21 (2003) 35-46.
De oorsprong van de hoeve
het Goed te Heyst in Udenhout

door Martin W.J. de Bruijn


Te citeren als: M.W.J. de Bruijn, ‘De oorsprong van de hoeve het Goed te Heyst in Udenhout’ (www.broerendebruijn.nl/GoedteHeyst.html, versie van [datum], geraadpleegd op [datum]).

Terwijl de ‘Tilburgse’ Van Heysts al in de tweede helft van de veertiende eeuw gegoed bleken te zijn in de hoeve het Goed ter Linden in de Stokhasselt,
[1] lag er in het ten noordoosten daarvan gelegen Udenhout in die tijd een hoeve die het Goed van of te Heyst werd genoemd. Net zoals dit bij het Goed ter Linden het geval was, was ook het Goed te Heyst in de tweede helft van de veertiende eeuw al in ontbinding en treffen we de Van Heysts er al niet meer als bezitters aan, ook niet in de afgesplitste delen.





[2] Algemeen Rijksarchief Brussel [ARA], Rekenkamers 45.038 (1340) en 45.072 (1380).

















[3] Gemeentearchief ’s-Hertogenbosch [GAHt], Rechterlijk archief ’s-Hertogenbosch [R. ’s-Hertogenbosch]  1177, f. 161v.


[4] R. ’s-Hertogenbosch 1178, f. 55.










[5] ARA, Rekenkamers 45.072, blz. 91.


[6] Ald. 45.038, f. 119a.





[7] Ald. 45.072, blz. 77.


[8] Ald. 45.038, f. 110.








[9] R. ’s-Hertogenbosch 1197, f. 11v.-12; zie ook R. 1177, f. 161v. (27.10.1384); 1178, f. 55 (22.10.1388); 1187, f. 66 (5.2.1411); 1190, f. 235v. (6.8.1418).








[10] Regionaal Archief Tilburg [RAT], R. Oisterwijk 146, f. 4.


[11] ARA Brussel, Rekenkamers 45.072, blz. 69.


[12] Ald. 45.038, f. 119a.









[13] R. ’s-Hertogenbosch 1176, f. 317.




[14] ARA Brussel, Rekenkamers 45.072, blz. 77.


[15] Ald. 45.038, f. 115.




[16] Ald. 45.072, blz. 59.


[17] R. ’s-Hertogenbosch 1176, f. 317.





[18] Zie hierboven.


[19] R. ’s-Hertogenbosch 1205, f. 106v.






























[20] ARA Brussel, Rekenkamers 45.072, blz. 91.


[21] R. ’s-Hertogenbosch 1176, f. 317.


[22] RAT, Oisterwijk R. 143, f. 77-77v. (10.11.1421); R. 144, f. 34v. (6.6.1422); f. 6v.-7v. (5.7.1422); R. 145, f. 40v. (nw. 25v.?) (4.8.1426)





[23] R. ’s-Hertogenbosch 1177, f. 302.


[24] Zie de fragmentgenealogie in De Bruijn, ‘De hoeve “Het goed ter Linden”’, 43.


[25] R. ’s-Hertogenbosch 1175, f. 35.


[26] De Bruijn, ‘De hoeve “Het goed ter Linden”’, 40-41. De akten zijn afgedrukt in het Oorkondenboek van Noord-Brabant [Oorkondenboek] I (’s-Gravenhage 1979) nrs. 456, 585 en 586.


[27] Oorkondenboek, nr. 456.


[28] Ald. nr. 585.


[29] Ald. nr. 586.


[30] ARA Brussel, Rekenkamers 45.072, blz. 59.
Om de herkomst van dit goed vast te stellen, zijn er slechts gegevens vanaf 1340 bewaard gebleven, om te beginnen enkele zogeheten cijnsregisters. Hierin werden de grondheerlijke cijnzen – grondbelastingen – opgetekend die aan de hertog van Brabant als grondheer moesten worden betaald. Deze registers zijn aangelegd in respectievelijk 1340 en 1380.[2] De gegevens in het jongste register zijn te koppelen aan die uit de overdrachts- en bezwaringsakten van de rechten op onroerend goed, die vanaf de tweede helft van de veertiende eeuw bewaard zijn geleven. In het register van 1380 komen we in de cijnzen onder de cijnskring Oisterwijk verschillende namen tegen die gekoppeld zijn aan het Goed te Heyst in Udenhout: Jan Betten, Willem Writer, Klaas Stert of Start, Willem Glavyman, Hessel en Jan Jacobsz. Snabbe.

Jan Betten
 
Jan Betten verkocht op 27 oktober 1384 voor schepenen van ’s-Hertogenbosch aan Hendrik Gosensz. van Beurden een jaarlijkse pacht van een half mud rogge Bossche maat uit de hoeve geheten het Goed te Heyst (ex manso dicto tGoet te Heyst) in de parochie Oisterwijk ter plaatse geheten Udenhout. Deze hoeve werd gesitueerd tussen de openbare straat aan de ene zijde en erf van Willem Writer aan de andere zijde. De verkoper had deze hoeve in pacht gekregen van Klaas Stert.[3]

Op 22 oktober 1388 gaf Jan Betten voor Bossche schepenen de helft van de goederen in die hoeve te Heyst in erfelijke pacht aan Gerit Petersz. Vanny, en wel voor de hertogcijns en een erfelijke pacht van vier mud rogge.[4] De hoeve, die hetzelfde gesitueerd werd als in 1384, werd hiertoe in tweeën gedeeld, waarbij Gerit het deel verkreeg naar de plaats geheten Winkel toe (versus locum dictum Winckel). Gezien de situering van dit toponiem wijst dit op het zuidwestelijk deel, terwijl Jan Betten het noordoostelijk deel in de richting van Helvoirt voor zich behield. Maar de nadere situering laat ik graag aan de plaatselijke onderzoekers over.

Uit de cijnsregisters blijkt dat Jan Bette(n) in 1380 in de cijnskring Tilburg een cijns van 8 schellingen betaalde uit het erf van wijlen Heilwig van Heyst.[5] Zoals het register van 1340 vermeldt, was deze Heilwig toen al de weduwe van Aart van Heyst.[6]

Willem Writer

Willem Willemsz. Writer (in het Latijn: Tornator = houtdraaier) of zijn gelijknamige vader, die we zojuist tegengekomen zijn als belender in de hoeve Van Heyst, betaalde in de cijnskring Oisterwijk de cijns van 7 schellingen en 9 penningen die Liesbet van Heyst in 1380 betaalde.[7] In 1340 was Liesbets gelijknamige moeder nog de tijnsplichtige.[8]

Dat hij de hoeve, of althans een deel daarvan heeft bezeten, blijkt uit een Bossche schepenakte van 13 december 1425, waarin Jacob Willem Daneelsz. van der Hautart een hoeve geheten die hoeve van Heyst die van wijlen Willem Writer was, later van Willem Daneelsz. van der Hautart, toen van Jacob, en een tuin geheten sWriters hof verkocht aan Jacob Hessel Jacobsz. en Jan Hendriksz. Vendijc. Uit het goed gingen een aantal pachten, waaronder een van 10 lopen rogge aan Gielis van Heyst en Liesbet Hendriksdr. Brocken.[9]

Klaas Stert of Start


We hebben zojuist gezien dat Jan Betten vóór 27 oktober 1384 de hoeve geheten het Goed te Heyst van Klaas Stert in erfelijke pacht had gekregen. Dat Klaas nog delen in dit goed behield, blijkt uit het feit dat erfgenamen van hem, waarschijnlijk zijn kleinkinderen, op 9 februari 1429 aan hun vader Klaas Stert de oude, zoon van wijlen Klaas Sterts, een lijfpacht van 2 mud rog jaarlijks beloofden, waarvan één mud betaald werd uut den goede geheyten te Heyst, gelegen aen de Wynckel.[10]

Klaas Jansz. Stert of Start betaalde in 1380 in de cijnskring Oisterwijk een cijns van 7 schellingen 4 penningen en 1 oort oude cijns aan de hertog uit erf van wijlen Heilwig van Heyst.[11] In 1340 betaalden Heilwig weduwe van Aart van Heyst en haar kinderen in de cijnskring Tilburg twee oude cijnzen, van respectievelijk 8 schellingen en van 7 schellingen en 2½ penning.[12] Ik houd het erop dat het hier om dezelfde Heilwig ging als de hierboven genoemde.

Willem Glavyman

In een Bossche schepenakte van 23 juli 1383 is sprake van een stuk land ter plaatse geheten die hoeve van Heyst tussen erf van Willem Glavyman en erf van Jan Jacobsz. Snabbe. De transactie betrof het achtste deel van het stuk land dat had toebehoord aan Evert van Lith en zijn vrouw Ida dochter van Gielis van Heyst.[13]

Willem Glaviman betaalde na 1380 in de cijnskring Oisterwijk de oude cijns van 7½ penning die Liesbet dochter van Mette Peters betaalde uit de goederen van Pauwels van Heyst.[14] In 1340 stond deze cijns op naam van haar moeder Mette. Pauwels zelf betaalde in dezelfde cijnskring in 1340 een nieuwe cijns van 3½ schelling.[15]

Hessel Snabbe

In 1380 betaalde Hessel Snabbe in de cijnskring Oisterwijk een nieuwe cijns van 12 penningen van één bunder uit de hoeve in Heyst (de I bonario de manso in Heyst).[16] Zoals we zojuist gezien hebben was ook een Jan Jacobsz. Snabbe rond deze tijd gerechtigd in goed in of bij de hoeve.[17] Laatstgenoemde Jacob zal een zoon geweest zijn van Hessel, zoals we uit de jongere gegevens kunnen afleiden.

Hierboven hebben we namelijk al gezien dat de hoeve of althans een deel ervan op 13 december 1425 door Jacob Willem Danels van der Hautart werd verkocht aan Jacob Hessel Jacobsz. en Jan Vendijc, waarbij we in Jacob een zoon van Hessel Jacob (Hessel) Snabbe herkennen.[18] Op 10 september 1435 werd iets minder dan de helft van dit goed door Jan Vendijc in erfelijke pacht gegeven aan Peter Jacob Hessel Jacobsz. en Peter Petersz. van der Kijnder.[19] Uit de akte blijkt dat de omvang van dit goed maar liefst 7 bunder minus één sester en vier roeden land bedroeg. De hele hoeve zal dus ongeveer 14 bunder groot zijn geweest. Dit duidt op een hoeve in de betekenis van een oppervlaktemaat, waarover dadelijk meer.

De familie Van Heyst

Uit het bovenstaande is gebleken, dat in de tweede helft van de veertiende en de eerste helft van de vijftiende eeuw nog verschillende Van Heysts in Udenhout en ook in delen van het Goed te Heyst aldaar gegoed waren. Hierbij moeten we er rekening mee houden dat ook weduwen van mannelijke Van Heysts als Van Heyst werden aangeduid. Zo troffen we aan:
– Heilwig weduwe van Aart van Heyst en haar kinderen;
– Liesbet, waarschijnlijk een weduwe, met haar gelijknamige dochter;
– Pauwels van Heyst;
– Gielis van Heyst en kinderen (zie hieronder);
– Goiart Pauwelsz. van Heyst (zie hieronder).

Gielis van Heyst

In 1380 betaalden de kinderen van Gielis van Heyst in de cijnskring Oisterwijk een oude cijns van 3 schellingen en 8 penningen en ½ oort (= een achtste penning) uit het erf van hun vader. Deze cijns komt ook voor onder de cijnskring Tilburg, maar uit een niet geheel leesbare tekst aldaar zou kunnen worden afgeleid dat deze cijns is overgebracht naar de cijnskring Oisterwijk.[20]

Een van de kinderen van Gielis, een dochter Ida, gehuwd met Evert van Lith, komen we al tegen in een Bossche schepenakte van 23 juli 1383, die een achtste deel hadden bezeten in een stuk grond in Udenhout ter plaatse van die hoeve van Heyst en een stuk grond in Berkel.[21] Verder blijkt dat Gielis’ gelijknamige zoon voornamelijk gegoed was in Enschot.[22]

Goiart van Heyst


De relatie met de ‘Tilburgse’ Van Heysts zou kunnen blijken uit het feit dat Katelijn dochter van Goiart van Heyst op 7 juni 1386 onder meer een pacht van 6 lopen rogge die een zekere Gielis zoon van …… – een gedeelte van de akte is onleesbaar – van Heukelom moest betalen uit het goed te Heist in Udenhout, verkocht aan Aleid Gosensdochter Hornic.[23] Mijn voorvader Jan Pauwelsz. van Heyst had een broer Goiart, die ook weer een zoon Goiart had.[24] Van een dochter Katelijn is overigens niets verder bekend.

De herkomst van het goed

Een conclusie uit het bovenstaande kan zijn dat er onmiskenbaar een relatie heeft bestaan tussen de ‘Tilburgse’ Van Heysts met het Goed ter Linden en de ‘Udenhoutse’ met het Goed te Heyst. De precieze familierelatie kon echter wegens gebrek aan vroege gegevens niet worden vastgesteld. In mijn artikel over het Goed ter Linden heb ik de suggestie gedaan dat mijn oudst getraceerde voorvader in de mannelijke lijn, de Tilburgse Pauwels van Heyst, mogelijk een zoon is geweest van de Aart van Heyst, die in de bronnen over Udenhout voorkomt. Vóór 14 mei 1366 verkocht Goiart zoon van wijlen Aart van Heyst twee bunder beemd in het aangrenzende Helvoirt.[25] De naam Goiart komt ook voor in mijn stamreeks als broer van mijn voorvader Jan van Heyst de Oude. Maar de naam Aart wordt noch in mijn noch in diens nageslacht aangetroffen. En dat pleit er dan weer tegen.

In mijn artikel over het Goed ter Linden en de ‘Tilburgse’ Van Heysts heb ik verder de veronderstelling geuit dat deze Van Heysts afkomstig waren van Heist-op-den-Berg bij Mechelen, en wel als kolonisators in het spoor van de Brabantse hertogen. Ik heb daarbij gewezen op oorkonden van respectievelijk november 1290 en 14 december 1299, waarin de Brabantse hertog als grondheer hoeven in zijn bos van Udenhout uitgaf tegen betaling van een jaarlijkse cijns van 12 penningen per bunder.[26] In 1290 verkreeg de abdij Tongerlo acht hoeven[27] en in 1299 de abdij Ter Kameren drie hoeven.[28] We hebben hier te maken met ‘hoeven’ in de betekenis van een oppervlakte land bestaande uit een aantal bunders, vaak twaalf, maar ook afwijkende maten komen voor.

Eveneens op 14 december 1299 verkregen twee gebroeders Gillis uten Lyeminge en Jan Blancart, poorter van respectievelijk Mechelen en Leuven, vier hoeven van de hertog.[29] Dat het om vrije uitgiften ging, blijkt uit het feit dat de laatsten de goederen aan wie dan ook mochten vervreemden onder voorbehoud van de jaarlijkse cijns aan de hertog. Uiteindelijk zijn de vier hoeven van de gebroeders uten Lyeminge en Blancart in het bezit gekomen van de abdij Tongerlo en dat is de reden dat de oorkonde daarvan bewaard is gebleven. Waarschijnlijk zijn destijds ook aan andere leken dergelijke hoeven door de hertog uitgegeven. De oorspronkelijke oorkonden zullen echter in de loop der eeuwen verloren gegaan zijn. En mede door de verdere versnippering van de goederen komen we alleen in de cijnsregisters nog delen van de oorspronkelijke grondcijnzen aan de hertog tegen. Een sprekend getuigenis hiervan is dat Hessel Snabbe in 1380 nog 12 penningen van een nieuwe cijns betaalde van één bunder van de hoeve in Heyst.[30]


© 2019 C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. - Gepubliceerd 30 augustus 2019; laatst bewerkt 30 augustus 2019.