Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen
| Uitgaven
| Op
en rond het Domplein | Vrijwaring | Contact |
|
Zie over de problematiek van de vroege kerkenbouw en de kerstening in Utrecht in het algemeen onze publicatie De eerste kerken op het Utrechtse Domplein. Voor een samenvattend overzicht zie op deze webstek ► Utrechts eerste kerken. ![]() De tekst van een ‘overoude tafel’, die handelt over de geschiedenis van de domkerk, in een vijftiende-eeuws afschrift. Het eerste deel luidt: Tempore Francorum Dagoberti regis in illo presenti fundo conditur ecce decens primitus ecclesia sancti Thome prope castrum Traiectum, quam gens Frisica fregit atrox. Sed prior antistes dominus Clemens ob honorem sancti Martini post renovavit eam presidis Hildrici sub tempore regis. In vertaling: Zie, ten tijde van de koning der Franken Dagobert werd op deze grond hier bij de burcht Traiectum voor de eerste keer een welgevormde kerk gebouwd, gewijd aan de heilige Thomas, welke kerk het woeste Friese volk heeft verwoest. Maar de eerste bisschop, heer Clemens (Willibrord), heeft haar ter ere van Sint-Maarten vernieuwd ten tijde van de nietsdoende koning Hilderik. Stadtbibliothek Trier, hs. 1288/79, 4o, f. 88v. [1] Voor de datering en verdere gegevens zie de webpagina's ► Utrechts eerste kerk revisited en ► Van tempeltje tot kathedraal. [2] Zie het opgravingsverslag Domplein revisited. [3] N.B. Tenhaeff uitg., Bronnen tot de bouwgeschiedenis van den dom te Utrecht (’s-Gravenhage 1946) 473: Idem dedi pro pictura en factura nove tabule cum antiquis versibus pendentis ad columpnam in medio ecclesie: 20 st.; que postea per pictorem alium fuit adhuc semel reformata. In een noot verwijst Tenhaeff naar zijn dissertatie Diplomatische studiën (Utrecht 1913) 55. [4] Zie hiervoor A. de Groot en K. van Vliet, ‘De domtafelen. Nieuw licht op “overoude tafelen” uit de Utrechtse dom’, Jaarboek Oud-Utrecht 2004, 5-39, ald. 10-11; A. de Groot, De dom van Utrecht in de zestiende eeuw. Inrichting, decoratie en gebruik van de katholieke kathedraal (Utrecht 2011) 107. [5] Tenhaeff, Bronnen, 470. [6] J.C. Calvete de Estrella, El felicisimo viaie d’el muy alto y muy poderoso principe don Phelippe (Antwerpen 1552) 300v. [8] Hierover uitvoerig De Groot en Van Vliet, ‘De domtafelen’, 11 en 36, nt. 5. [9] A. Buchelius, Monumenta passim in templis ac monasteriis Traiectinae urbis atque agri inventa, hs. in Het Utrechts Archief, XXVIII LI, f. 4v.-5. [10] Zie nt. 4. [11] De Groot en Van Vliet, a.w., 11-12. |
door Martin W.J. de Bruijn Te citeren als: M.W.J. de Bruijn, ‘'Overoude domtafelen' en de plaats van Utrechts eerste kerk’
(www.broerendebruijn.nl/Domtafelen.html, versie van [datum], geraadpleegd
op [datum]).
Sinds de opgraving van 2011 lijkt er in Utrecht niet meer aan getwijfeld te worden dat de allereerste kerk, rond 630 gebouwd door de Frankische koning Dagobert en gewijd aan de apostel Thomas, gestaan heeft ter plaatse van de latere domkerken. Een tekstbord van omstreeks 1300, een ‘overoude tafel’, die in de vijftiende eeuw in het schip van de Romaanse kerk hing, vermeldde dat die eerste kerk in isto (of illo) presenti fundo, ‘op deze grond hier’, gebouwd was.[1] In de bouwput van de opgraving van 2011, tussen de domtoren en het resterende deel van de huidige domkerk, werden vroegmiddeleeuwse muntjes aangetroffen, daterend uit de tweede helft van de zevende eeuw.[2] Er wordt echter aan getwijfeld of die domtafelen oorspronkelijk wel in het schip van de kerk hebben gehangen. En bovendien, waar bevond zich precies dat schip? Op deze webpagina wil ik de gegevens en de daarop gebaseerde interpretaties nog eens kort op een rij zetten. De gegevens De oudste vermelding van de tekstborden, daterend van 1471/72, is een post in een rekening van het domkapittel. Hierin wordt vermeld dat er 20 stuivers uitgegeven waren voor het vervaardigen van een nieuwe ‘tafel’ met oude verzen hangend aan een zuil in medio ecclesie, [3] dat wil zeggen in het schip van de kerk.[4] Blijkens dezelfde post was dit bord later nog eens door een andere schilder hersteld of vermaakt, reformata zegt de tekst. Een andere post in dezelfde rekening maakt melding van 10 stuivers voor de schilder Gijsbert van Heumen van een groot berdt te schrijven, dat hanght aen een pijlre.[5] Ook hier zal het om een van de twee domtafelen zijn gegaan. De volgende vermeldingen dateren van ongeveer tachtig jaar later. Het gaat hierbij om een Spaanse en een Italiaanse auteur, die beiden Utrecht hebben bezocht. Eerstgenoemde ook de domkerk, de tweede, die veel gegevens lijkt te hebben overgenomen van de eerste, mogelijk eveneens. De eerste was de Spanjaard Juan Cristóbal Calvete de Estrella, die in een uitgave van 1552 een reis van prins Filips II in 1549 beschreef. Hij spreekt van twee grote borden met enkele verzen, die ‘hangen aan de kapitelen van de twee pijlers die vóór het koor staan, en wel zo hoog dat men ze met moeite kan lezen’.[6] De Italiaan Ludovico Guicciardini beschreef ze in zijn Descrittione di tutti Paesi Bassi uit 1567 in de Nederlandse vertaling van dit werk als twee groote houten tafelen, hanghende aen twee Colomnen voor de Choor van Sinte Martens kercke, met overgroote letteren seer verdonckert ende vergaen door lanckheyde van tyde.[7] Beide auteurs vermelden dat aan de rechterkant het bord over de geschiedenis van de stad of burcht hing en aan de linkerzijde dat over de geschiedenis van de domkerk. Een wat jongere notitie, die waarschijnlijk toegeschreven kan worden aan mr. Cornelis Oem, situeert het eerstgenoemde bord aan de zuidzijde en het tweede aan de noordzijde.[8] Ze werden dus door Calvete de Estrella en Guiccardini beschouwd vanuit het westen naar het oosten toe, zoals gebruikelijk wanneer men een kerk bezoekt. Weer wat later, in het begin van de zeventiende eeuw, situeert de Utrechtse oudheidkundige Arnoud van Buchel (1565-1641) de tafelen echter aan de westzijde van het schip, direct bij het binnenkomen van de kerk; het bord met de geschiedenis van de stad (tabula I), aan de noordzijde en de chronographia et topographia ecclesie Traiectensis, ‘de geschiedenis en plaatsbeschrijving van de domkerk’ (tabula II) aan de zuidkant.[9] Gesleep Volgens A. de Groot en K. van Vliet, die een uitgebreid artikel aan de domtafelen hebben gewijd,[10] zouden de borden oorspronkelijk niet ín het schip van de kerk hebben gehangen, maar in de kruising naar het schip toe. Dit zou zowel in de Romaanse dom als in de nieuwe Gotische het geval zijn geweest.[11] De domkerk met het nog Romaanse schip. Er is rekening gehouden met een atrium tussen de domtoren en het schip (1 = de zuidbeuk; 2 = het schip; 3 = de noordbeuk). Volgens de rekening van 1471/72 hingen de tafelen in het Romaanse schip, maar De Groot en Van Vliet situeren ze tegen de westelijke pijlers (I en II) van het dwarsschip (ook wel kruising of viering genoemd) (A). Ik acht het het meest aannemelijk dat ze aan de eerste pijlers in het westelijk deel van het schip hebben gehangen, op de tekening dus links in het schip. Wanneer het schip zich verder naar het westen heeft uitgestrekt (zie ► De domtoren, oud en nieuw) zouden ze oorspronkelijk ook verder naar het westen hebben gehangen. Tekening A. de Groot. Uit De Groot en Van Vliet, 'De domtafelen', 15. |
Reconstructie van de opeenvolgende bebouwing ter plaatse van het verdwenen schip van de domkerk. Paars: Romeins tempeltje. Oranje: resten van de noord- en zuidmuur van de door koning Dagobert omstreeks 630 gestichte Sint-Thomaskerk (VIa). Rood: resten van de Karolingische kerk van na 750 (VIc). Grijs en zwart: resten van de Romaanse kerk van 1017-1023. Gestippeld: omtrekken en pijlers van de Gotische kerk (vanaf 1485). Het kruisje X geeft de plaats aan waar het tekstbord zal hebben gehangen dat de eerste kerk situeerde in illo presenti fundo, 'op deze plek hier'. [12] Zie hierover De Groot, De dom van Utrecht, 16. [13] Zie De Groot en Van Vliet, ‘De domtafelen’, 25-30. |
De domkerk met het Gotische schip. Ook hierin zouden de domtafelen volgens De Groot en Van Vliet aan de westzijde van de viering hebben gehangen (I en II). Maar twee vermeldingen uit het derde kwart van de zestiende eeuw situeren ze hoog aan de pijlers vóór het koor, dus aan weerszijden van het hier afgebeelde oksaal (D). Later – in ieder geval in het begin van de zeventiende eeuw – hingen ze weer aan de westzijde van het schip (1 en 2), het bord over de stad/burcht aan de noordzijde (1), dat over de domkerk aan de zuidzijde (2). Tekening: A. de Groot. Uit: De Groot en Van Vliet, 'De domtafelen', 15. Hun argumentatie is echter erg mager: er zou aan de zijde naar het koor toe geen plaats aan de pijlers zijn geweest. Dat lijkt me een gewaagde, onaannemelijke veronderstelling, alleen al omdat de situatie in de vijftiende en zestiende eeuw ons niet in details bekend is. Ik zie daarom niet in waarom we aan de gedetailleerde mededelingen van zowel de domrekening uit 1471/72 als de mededelingen van Calvete de Estrella en Guicciardini op dit punt moeten twijfelen. Deze laatste zeggen bovendien met zoveel woorden dat de borden toen vóór het koor hingen, de Spanjaard zelfs dat ze zeer hoog hingen. ‘Vóór het koor’ kan alleen aan de oostelijke vieringspijlers zijn en niet aan de westelijke. De door De Groot en Van Vliet gesignaleerde ‘drukte’ van oksaal en heiligenbeelden op en bij de oostelijke pijlers, die ik graag met hen aanneem, biedt verder juist een nagenoeg sluitende verklaring voor de hoge situering van de borden. Wanneer de tafelen daarentegen toen in de viering aan de kant van het schip hadden gehangen, zou de formulering van de Spanjaard en de Italiaan heel anders zijn geweest, bijvoorbeeld ‘in de kruising naar het schip toe’. En de domrekening van 1471/72 situeerde, zoals al eerder is vastgesteld, de borden, althans een ervan, onomwonden in het schip van de kerk en niet in het dwarsschip. De werkelijke gang van zaken De gang van zaken is naar mijn overtuiging heel eenvoudig de volgende geweest: de tafelen hingen oorspronkelijk in het schip van de Romaanse dom, zoals de rekening van 1471/72 vermeldt. Ze werden toen van hun plaats gehaald, omdat juist in die tijd begonnen werd met de afbraak van het oude en de bouw van het nieuwe schip.[12] Na de opknapbeurt van in ieder geval het ene bord en wellicht ook het andere werden ze verplaatst naar de westelijkste pijler van het al bestaande Gotische koor. Na de bouw van het nieuwe schip heeft men de domtafelen tot het eind van de zestiende of het begin van de zeventiende eeuw daar laten hangen; Calvete de Estrella en Guicciardini hebben ze er in het derde kwart van de zestiende eeuw gezien. Maar kennelijk is de oorspronkelijke plaats nog wel in herinnering gebleven. Ze zijn weer van het begin van het koor naar het – nu nieuwe, Gotische – schip verplaatst, en wel naar de westelijkste pijlers, waar Van Buchel ze in het begin van de zeventiende eeuw waarnam en beschreef. Wanneer dit de gang van zaken is geweest – en dat acht ik gezien het bovenstaande nagenoeg zeker – verliezen overigens grote delen van het betoog van De Groot en Van Vliet hun relevantie.[13] |
![]() De domkerk op een schilderij van omstreeks 1460. Tussen het koor en de toren bevindt zich nog het Romaanse schip, waarin de domtafelen oorspronkelijk zouden hebben gehangen. Voor een atrium is op deze redelijk betrouwbaar lijkende afbeelding geen plaats. Rijksmuseum. [14] Zie bijvoorbeeld De Groot, a.w., 15. [16] Zie over deze muntjes bijvoorbeeld deze webpagina. [17] Zie ► Van tempeltje tot kathedraal. En dus niet ten zuiden van die weg ter plaatse van het Romeinse hoofdgebouw, zoals sommigen nog steeds schijnen te denken. [18] De Groot en Van Vliet, a.w., 20-21. Van Vliet herhaalt dit in een artikel in het blad Domkerk. Bericht van de Stichting Vrienden van de Domkerk 25 (2013), 10-20, ald. 11. [19] In de vertaling van de tekst van de domtafelen bij Van Buchel op het internet vertaalt ook Cees Smit deze zinsnede terecht eenvoudigweg met: ‘Maar de eerste bisschop Clemens bouwde haar later, ten tijde van de trage koning Hildrik, weer op ter ere van de heilige Martinus’. [20] Zie bv. ► De Heilig-Kruiskapel. |
Waar bevond zich het
westwerk van de Romaanse dom? Aangezien de tafel die de geschiedenis van de domkerk beschreef vermeldde dat de eerste, door de Frankische koning Dagobert gebouwde kerk in isto (of illo) presenti fundo, ‘op deze grond hier’ of ‘precies op deze plek’, gebouwd was, is de plaats in het schip verder nog van belang. De vraag die wel nooit met zekerheid beantwoord zal kunnen worden is of men zich bij de verplaatsing van de borden rond 1600 van het begin van het koor naar het begin van het schip nog de oorspronkelijke plaats herinnerde. Wanneer dit wel het geval is en wanneer tevens de plaatsing van het bord over de geschiedenis van de kerk aan de zuidkant geen toevallige is, dan zou de plek inderdaad de plaats van de allereerste kerk kunnen aanduiden. Zou kunnen, want het is nog steeds de vraag hoever het Romaanse schip zich naar het westen toe uitstrekte. Sommige onderzoekers veronderstellen een open terrein, een zogeheten atrium, tussen het westwerk en de toren, die zich bevonden zal hebben tussen de Romaanse domtoren, die gesitueerd wordt ter plaatse van het westelijk deel van de huidige toren, en het Romaanse schip.[14] Maar ik heb ernstige twijfels over het bestaan van een dergelijk atrium, dat niet in de geschreven bronnen voorkomt, maar wordt afgeleid uit de archeologische vondsten van wat als het westwerk van de Romaanse dom wordt beschouwd.[15] Hierbij moeten we bedenken dat er eigenlijk maar in twee betrekkelijk smalle stroken, ten oosten van de tegenwoordige rijweg, op deze plaats gegraven is. Het eerste kerkje zou zich ook ter plaatse van de rijweg kunnen hebben bevonden. De vondst van enkele muntjes uit de tweede helft van de zevende eeuw ter plaatse van de oorspronkelijke en nu opnieuw opengelegde opgravingsput is wel interessant omdat zij op vroegmiddeleeuws gebruik wijst, maar over de plaats van de eerste Utrechtse kerk kan zij vanzelfsprekend niets zeggen.[16] Dat echter dit Sint-Thomaskerkje gebouwd is ten noorden van de oude Romeinse hoofdweg, de via principalis, die van het westen naar het oosten ongeveer ten zuiden van de tegenwoordige domtoren liep, en ten westen van de noord-zuid lopende via praetoria, acht ik wel het meest waarschijnlijk.[17] Verkeerde vertaling Ik heb een bedenking tegen de vertaling door De Groot en Van Vliet van de tekst op de domtafel over de geschiedenis van de domkerk. Zij vertalen Sed prior antistes dominus Clemens ob honorem sancti Martini post renovavit eam Dit moet echter zijn: ‘Maar de eerste bisschop heer Clemens heeft haar later ter ere van Sint-Maarten weer opgebouwd.’ Prior heeft als bijvoeglijk naamwoord betrekking op Willibrord als eerste bisschop – ook al is het een comparatief – en mag niet bijwoordelijk vertaald worden; dan had er prius moeten staan. Wanneer het adjectief prior bij het substantief ‘kerk’ zou hebben gehoord, dan had die kerk in de nominatief aangeduid moeten zijn. Dit is echter niet het geval; zij wordt in dit zinsdeel vermeld in de accusatief door eam.[19] Wat De Groot en Van Vliet met hun kromme vertaling bedoelen is niet duidelijk; ze leidt alleen maar tot verwarring. In ieder geval mag er niet uit afgeleid worden dat Willibrord deze kerk als eerste gebouwd heeft. Niet de herbouw van het Sint-Thomaskerkje was Willibrords eerste kerkenbouw, maar de stichting van de Sint-Salvator.[20] Enkele jaren geleden is gepoogd om opnieuw exemplaren van de domtafelen te maken en in de dom te plaatsen. Dat is toen niet doorgegaan, naar verluidt vanwege verschil van mening over de vraag of dit wel passend is. Wellicht is het mogelijk om plaquettes met – uiteraard een correcte – vertaling aan te brengen op de lelijke roestige palen bij de trap van DOMunder. |
© 2013-2015 C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. - Gepubliceerd 23 september 2013; laatst bewerkt 17 december 2015. |