Panorama Goirke
Startpagina | Inhoudsopgave | Lezingen | Uitgaven | Vrijwaring | Contact

op het web alleen op deze webstek
(om alleen op deze pagina te zoeken druk op Ctrl-F)
Naar de kwartierstaat

Genealogische overzichten op deze internetpresentatie:
Stamreeks Leijten-Mutsaers
Kwartierstaat van Martin W.J. de Bruijn
Stamreeks Van Heyst-De Bruijn
Zie verder ook de lijst van
Genealogische bijdragen

Adellijk voorgeslacht
Van Arkel-Van Grevenbroek

door Martin W.J. de Bruijn

Toen Adam spitte en Eva span,
waar vond men toen de edelman?


Te citeren als: M.W.J. de Bruijn, ‘Adellijk voorgeslacht Van Arkel-van Grevenbroek’ (www.broerendebruijn.nl/ArkelGrevenbroek.html, versie van [datum], geraadpleegd op [datum]).
Arkelwapen
Het Arkelwapen met de twee beurtelings gekanteelde dwarsbalken in keel (rood) op een zilveren veld. Dit wapen werd ook door de Van Grevenbroeks gevoerd.

















Cartularium Mierlo
De negentiende-eeuwse kopie van het cartularium van 1633 in het Brabants Historisch Informatie Centrum.
Op 2 augustus 1739 trouwde mijn voorvader van vaderskant Adriaan Janszoon de Bont (kwartier nr. 140) in Tilburg met Pieternel Dirksdochter van Grevenbroek (nr. 141). Misschien zonder dat zij het zelf wist, stamde deze boerendochter af van voorouders die niet alleen hun naam ontleenden aan een heerlijkheid Grevenbroek (bij Hamont in België, vlak bij de Nederlandse grens), maar die ook daadwerkelijk heren van Grevenbroek waren en zelf op hun beurt afstamden van het adellijk geslacht Van Arkel uit het Midden-Nederlands rivierengebied.

Het is overigens niet uitzonderlijk dat mensen van bescheiden afkomst, waartoe ik mezelf reken, adellijke voorouders hebben. Wanneer er niet van kwartierverlies (inteelt) sprake is, heeft iedereen na acht generaties 128 voorouders, na negen generaties 256, na tien 512 enzovoorts. Het is juist uitzonderlijk wanneer zich daaronder géén adellijke voorouders bevinden. Het probleem is vaak wel om daar in je genealogie aansluiting bij te vinden.

Het voordeel van dergelijke voorouders is dat er doorgaans veel gegevens van en over bewaard zijn gebleven. En dat is met mensen met bescheiden afkomst vaak niet het geval, al is bijvoorbeeld door goed bewaarde rechterlijke archieven de geschiedenis van Brabantse boeren nogal eens tot in de Middeleeuwen terug te volgen (zie bijvoorbeeld de Stamreeks Van Heyst-de Bruijn en de Stamreeks Leijten-Mutsaers). Hiermee zijn zij aanmerkelijk beter gearchiveerd dan veel ‘moderne’ Nederlandse adel (sla er het zogeheten Rode Boekje, het Nederland’s Adelboek, maar eens op na).

Op deze webpagina wil ik in algemene zin aandacht besteden aan enkele aspecten betreffende mijn adellijke voorouders in de mannelijke lijn vanaf genoemde Pieternel van Grevenbroek, ‘in algemene zin’ omdat het slechts om een overzicht gaat en ‘enkele aspecten’ omdat het onmogelijk is volledig te zijn. Een aantal gegevens heb ik alleen kunnen ontlenen aan wat er inmiddels op het internet verschenen is zonder dat daarbij de herkomst is aangeduid. Ook dat geeft een zekere beperking aan. Uiteraard houd ik me zoals altijd aanbevolen voor iedere aanvulling en/of verbetering (mwjdebruijn[at]casema[punt]nl).

Een cartularium

Om te beginnen wil ik aandacht besteden aan een bron die niet alleen van groot belang is voor de gegevens over het geslacht Van Grevenbroek, maar ook een merkwaardige overlevering kent, die aangeeft van hoeveel toevalligheden een dergelijke overlevering soms afhangt. Het gaat hierbij om een cartularium, een register waarin afschriften van oorkonden (cartae) staan die op een bepaalde instelling, problematiek, families of personen betrekking hebben.

In dit geval gaat het om een afschrift van een afschrift dat nu ondergebracht is in het archief van de heerlijkheid Mierlo in het Brabants Historisch Informatie Centrum, het voormalige Rijksarchief in Noord-Brabant (BHIC, Heerlijkheid Mierlo 1a). Het bewaarde afschrift dateert van 1886 (BHIC, Aanw. 1886/15) en is geschreven in een weinig fraai, om niet te zeggen lelijk en weinig nauwkeurig handschrift. Het is op zijn beurt afgeschreven van een cartularium dat in 1633 vervaardigd was door de Mierlose notaris Dirk Snoecx in opdracht van de toenmalige heer van Mierlo, Johan van Grevenbroeck. Dit cartularium was in 1881 eigendom van de burgemeester van Hoensbroek, E. Slangen. Vraag me niet hoe hij eraan gekomen is en hoe hij het weer is kwijtgeraakt. In ieder geval was het in 1933 in bezit van een hoge geestelijke, mgr. dr. Petrus Josephus Maria van Gils, die het vervolgens zou hebben afgestaan aan de universiteitsbibliotheek Nijmegen, waar het in 1944 door brand verloren zou zijn gegaan. Wat hier allemaal ook van zij, we zullen het vooralsnog en waarschijnlijk wel definitief moeten doen met het lelijke negentiende-eeuwse afschrift. Maar we mogen blij zijn dat de teksten hiermee in ieder geval min of meer bewaard zijn gebleven (voor enkele ervan zie de bijlagen hieronder).
Literatuur: Oorkondenboek van Noord-Brabant I, uitg. H.P.H. Camps (’s-Gravenhage 1979) 266; A.M. Frenken, ‘Altaarstichtingen in de kerk en de kasteelkapel van Mierlo’, Bossche Bijdragen 12 (1933-1934) 34-40.

Het cartularium bevat oorkonden over Mierlo vanaf de dertiende eeuw en over het geslacht Van Grevenbroek vanaf de veertiende. Zij maken het – overigens samen met veel andere bronnen – mogelijk een ononderbroken stamreeks samen te stellen die leidt naar het adellijke geslacht Van Arkel, dat in het verleden belangrijk genoeg gevonden werd om er mythologische voorouders aan toe te schrijven. Jan I van Arkel heeft de heerlijkheid in 1253 in leen gekregen van de graaf van Holland. Jans zoon Jan van Arkel II kreeg in 1260 ook Bergambacht (den Berghe) in leen. De Van Arkels stamden op hun beurt af van de heren Van der Lede, genoemd naar het riviertje de Lede (Leerdam = Lederdamme).


Grafmonument Jan I van Arkel en echtgenote
Het grafmonument van Jan I van Arkel en zijn echtgenote in de Grote Kerk in Gorinchem.

Van Arkel

Eerst ga ik vertellen hoe een Van Arkel in het bezit van de heerlijkheid Grevenbroek is gekomen, waarna hij en zijn nakomelingen zich Van Grevenbroek zijn gaan noemen. Jan I van Arkel (in mijn kwartierstaat generatie XXII, nr. 2.310.144) werd op 15 mei 1272 in Gorinchem in de Grote Kerk begraven (zie de afbeelding van zijn graftombe). Zijn opvolger Jan II (generatie XXI, nr. 1.155.072) kocht deze vlak bij Arkel gelegen nederzetting van boeren en vissers aan de Merwede en de Linge van de graaf van Bentheim, een familielid van Hollandse graaf, en bouwde er een burcht. Gorinchem zou na de aanleg van wallen voortaan de heerlijke stad van de Van Arkels zijn.

Jan III van Arkel (generatie XX, nr. 577.536), overleden in 1324, had een zoon Robbrecht (generatie XIX, nr. 288.768), geboren rond 1318, circa 1346 getrouwd met Aleid van Asperen, maar al kort daarna ver van huis gesneuveld in een veldslag bij Luik (Hanut en Walef). Hij vocht daar aan de kant van zijn broer Jan, bisschop van Utrecht, tegen de Luikenaars. In het Sticht Utrecht, de landsheerlijkheid van de bisschop, vervulde hij belangrijke functies, waaronder die van maarschalk van het Nedersticht (ongeveer de tegenwoordige provincie Utrecht). Door zijn broer de bisschop was hij hier ook beleend met de heerlijkheid Renswoude.

In 1346 had Robbrecht met zijn broer van de stad Rhenen het noordelijk deel van haar ‘gemene’ (gemeenschappelijke) gronden gekocht. Dit gebied werd in 1363 Renswoude genoemd, ‘het woud van Rhenen’. Tussen de stad en het Rhenense woud lag toen nog een groot onontgonnen veengebied, waaruit later, na de ontginning, het dorp Veenendaal is ontstaan.

Robbrecht verwekte, net als veel van zijn adellijke soortgenoten, onwettige kinderen. Een ervan, geboren rond 1340 uit een onbekende moeder, werd naar hem Robbrecht genoemd, mijn voorvader (generatie XVIII, nr. 144.384). Ten onrechte vindt men op het internet vermeld dat hij een zoon was van Robbrecht van Arkel en diens wettige echtgenote Aleid van Asperen.

Zoals gebruikelijk kregen deze adellijke bastaarden, mits geschikt, een goede opvoeding. Dit was ook met Robbrecht het geval. Hij ontving zijn leerschool aan het hof van zijn oom bisschop Jan van Arkel en toen deze in 1364 verplaatst werd naar de bisschopszetel van Luik, hetgeen als een promotie gold, verhuisde Robbrecht met hem mee. Hij maakte daar verder carrière – verkreeg er tal van bezittingen, waaronder de heerlijkheid Binderveld ten noorden van Sint-Truiden en het kasteleinschap van Montenaken ten zuidoosten van Landen – en bleef aan het Luikse hof verbonden toen bisschop Jan van Arkel in 1380 werd opgevolgd door Arnoud van Horn, die eveneens tevoren bisschop van Utrecht was geweest.































 










Grafmonument Van Grevenbroeck in Binderen
Negentiende-eeuwse aftekening van het grafmonument van de Van Grevenbroeks in Binderveld met het Arkelwapen. De daarop vermelde datum 30 maart 1536 is echter niet te koppelen aan Raas Jansz. van Grevenbroeck. Deze overleed op 29 september 1532 in Mierlo en werd daar ook begraven. Op zijn grafsteen van blauwe steen zou gestaan hebben: Hier leght begraven jonker Raes van Grevenbroeck, heer tot Mierlo, ende sterft in ’t jaer 1532 op Sinte Michielsdagh, bidt Godt voor zijne ziele. Op dezelfde dag had hij nog zijn testament gemaakt (zie bijlage IV).



























































Wapen Jan van Grevenbroeck
Het wapen van Jan van Grevenbroeck (generatie XVII).




Van Grevenbroek

Als beloning voor zijn trouwe diensten ook aan zijn voorganger bewezen werd Robbrecht al op 1 februari 1380 door hem beleend met de Luikse baanderheerlijkheid (baronie) Grevenbroek, gelegen in België bij Hamont, vlak bij de Nederlandse grens en de zich daar nu bevindende abdij de Achelse Kluis. Zijn nageslacht werd sindsdien Van Grevenbroe(c)k genoemd.

Van dat nageslacht moet om te beginnen genoemd worden zijn wettige zoon Jan (generatie XVIII, nr. 144.384), omstreeks 1375 verwekt bij zijn wettige echtgenote jonkvrouw Elisabeth (Penthecoste) de la Saulx de Temples (nr. 144.385). Deze Jan van Grevenbroek huwde in 1405 met een schatrijke erfdochter, jonkvrouw Elsbeen Dicbier van Mierlo (generatie XVII, nr. 72.193) (zie bijlage I).

De Dicbieringen stamden af van een familie van Bossche brouwers van stevig bier – vandaar de naam Dicbier –, maar wel een die zich, naast de Cnodingen, het geslacht Cnode, ontwikkeld had tot een van de twee belangrijkste Bossche schepenfamilies. Hun wapen bestond uit drie zogeheten stuikmanden, die gebruikt werden bij het brouwen om de bostel of draf van de wort te scheiden. Zoals dat door de eeuwen heen met rijke parvenu’s gaat, wist Elsbeens vader Hendrik III Dicbier (generatie XVIII, nr. 144.386) zich in 1374 door de hertog van Brabant te laten belenen met een heerlijkheid, en wel de heerlijkheid Mierlo. De vorsten en de adel leefden doorgaans op te grote voet en zaten voortdurend in geldnood. Omdat een dergelijke heerlijkheid niet alleen grote macht en prestige maar vooral ook veel inkomsten opleverde, zal daar ongetwijfeld goed voor betaald zijn.
Literatuur onder meer: Martin de Bruijn, en Lotty Broer, Volc te voet. Gevolgen van de Guldensporenslag voor de opkomst van de burgerij in de Noordelijke Nederlanden (Utrecht 2002) 51-55; Jean Coenen, Mierlo van oorsprong tot heden. Overzicht van de geschiedenis van Mierlo (Mierlo 2004); verder enkele door mij vervaardigde en in de Bossche Enclopedie opgenomen rapporten voor de afdeling Erfgoed ’s-Hertogenbosch.

Jans en Elsbeens zoon Jan (generatie XVI, nr. 36.096) was in de eerste plaats nog Zuid-Nederlander, zoals we uit het genoemd cartularium weten. Hij was poorter van Maastricht en werd in 1486 begraven in zijn bezit Hoepertingen, een heerlijkheid die als Brabants leen afhing van de Noord-Brabantse heerlijkheid Heeswijk en Dinther (zie onder meer Hoepertingen en de heren van Heeswijk van Nico van Dinther uit 2016). Jan van Grevenbroeck was gehuwd met Christina Staasdochter (van der Cruys) van Sittert (zie bijlage III).

Hun zoon Raas (generatie XV, nr. 18.048), geboren omstreeks 1450, kreeg zijn belangen vooral in de Meierij van ’s-Hertogenbosch. Behalve heer van Binderveld in het Luikse werd hij door vererving in 1518 ook heer van Mierlo. Hoewel hij ongehuwd was, zorgde talrijk onwettig nageslacht voor vele nakomelingen in het noordoostelijk deel van het hertogdom Brabant.

Daartoe behoorde ook mijn voorvader Bonaventura Raasz. van Grevenbroeck (generatie XIV, nr. 9.024), Raas’ oudste bastaardzoon, geboren omstreeks 1495. Rond 1520 trouwde deze met de niet-adellijke Mierlose Maria Willem Snoecx (nr. 9.025), ongetwijfeld een huwelijkspartner die goed in de slappe was zat; haar vader was onder meer schepen van Mierlo. In 1529 had Bonaventura een geschil met de pastoor, de norbertijn van Tongerlo Jan Moens, waarbij hij enkele keren het huisraad van de pastorie aan stukken sloeg en dit waarschijnlijk ook wel met de pastoor had gedaan wanneer hij niet was tegengehouden. Ik heb mijn, laat ik maar zeggen emoties, die nog steeds af en toe de kop opsteken, kennelijk niet alleen van Helmondse en Leidse arbeiders (zie Arij Wijting: een protestantse Leidse schoenmaker en zijn katholiek Brabants nageslacht), maar ook van mijn adellijke voorouders.

De bedenkelijke reputatie van Bonaventura Raasz. van Grevenbroeck stond niet in de weg dat hij in 1532 in het testament van zijn vader werd beleend met het schoutambt van Mierlo (zie bijlage IV). Ook bezat hij daar – wat niet ongebruikelijk was voor rechterlijke functionarissen in Brabant – een brouwerij en een herberg waar de rechtszittingen werden gehouden, waarin hij als vertegenwoordiger van de heer, een familielid, optrad. Zo sneed het financiële mes aan beide kanten. Voor de hebzucht en de wreedheid – onder meer gruwelijke heksenprocessen! – van de al dan niet wettige Van Grevenbroecks zie het hierboven genoemde boek van Jean Coenen over Mierlo.

Bonaventura’s zoon Raas (van Erasmus) (generatie XIII, nr. 4.512), geboren rond 1525 en overleden vóór 1610, trouwde circa 1555 met Cornelia de Buyser en werd op zijn beurt schout, en wel van Loon op Zand. Ook de daarop volgende generaties Van Grevenbroeck woonden daar; hun nakomelingen verhuisden naar Tilburg. Dat lijken vooral landbouwers te zijn geweest, zodat er sprake is geweest van wat in de sociologie sociale daling wordt genoemd. Ik vermeld al deze kwartieren in omgekeerde volgorde vanaf Adriaan de Bont en Pieternel van Grevenbroek (generatie VIII, nrs. 140 en 141), met wie ik mijn verhaal ben begonnen. Zoals ik aan het begin van de kwartierstaat heb uitgelegd, verdubbelen de nummers steeds van ouder op ouder, waarbij de vader een even en de moeder het daarop volgende oneven getal krijgt. Bij generatie XX kom je al boven de miljoen.

Mogelijk werk ik een en ander van het bovenstaande nog eens nader uit, want er is nog heel wat meer over te vertellen.

Generatie IX

282  Dirk Cornelisz. van Grevenbroeck, ged. Tilburg 21.5.1673, tr. Tilburg 9.4.1709 (s.)
283  Anna dr. Adriaan Hendrik Jansz. de Jong, ged. Tilburg 30.11.1682.

Generatie X

564  Cornelis Jan Dirksz. van Grevenbroeck, tr. Tilburg 21.6.1672
565  Cornelia Antoon Peters.

Generatie XI

1.128  Jan Dirksz. van Grevenbroeck, ged. Loon op Zand 29.9.1608, tr. circa 1640?
1.129  Jenneke Dirk Aart Nouwen, ged. Loon op Zand 28.10.1614.

Generatie XII

2.256  Dirk Raasz. van Grevenbroeck, geb. circa 1555, overl. Loon op Zand 15.6.1636, tr. circa 1595
2.257  Anneke Korstiaan Petersz. van der Schoor, geb. Loon op Zand circa 1570, begr. Loon op Zand 16.10.1625.

Generatie XIII

4.512  Raas Bonaventura’sz. van Grevenbroeck, geb. Mierlo? circa 1520, overl. vóór 1610, schout van Loon op Zand, tr. circa 1555?
4.513  Cornelia de Buyser, geb. circa 1525.

Generatie XIV

9.024  Bonaventura Raasz. van Grevenbroeck, geb. circa 1495, overl. vóór 1552, schout van Mierlo, tr. circa 1525
9.025  Maria Willem Snoecx, overl. na 1552, dr. Willem Snoecx en Engelke Verhoeven.

Generatie XV

18.048  Raas Jansz. van Grevenbroeck, geb. circa 1450, heer van Mierlo en Binderveld, overl. Mierlo 1532, onwettige relatie met
18.049 N.N.
 
Generatie XVI

36.096  Jan van Grevenbroeck, poorter van Maastricht, geb. ­circa 1405, begr. Hoepertingen 26.6.1486, tr. 1447
36.097  Christina Staasdr. (van der Cruys) van Sittert, overl. na 1485.

Generatie XVII

72.192  Jan van Grevenbroeck, ridder, geb. circa 1375, overl. 1411, tr. 1405
72.193  Elsbeen Dicbier van Mierlo, overl. vóór 1447.

Generatie XVIII

144.384  Robbrecht bastaard van Arkel, geb. circa 1340, tr. in of kort vóór 1372
144.385  Elisabeth (Pentecoste) de la Saulx de Temples, geb. circa 1349, overl. ’s-Hertogenbosch? circa 1412.
Elisabeth tr. eerder Daniël van Pallandt, heer van Trips (bij Geilenkirchen).

Generatie XIX

288.768  Robbrecht van Arkel, ridder, geb. circa 1318, heer van Bergambacht en Renswoude, overl. 21.7.1347 (slag te Hanut en Walef), begr. Utrecht (domkerk), tr. circa 1346 Aleid van Asperen, geb. circa 1318, overl. vóór 9.6.1366. Robbrecht had een onwettige verbintenis met
288.769 N.N.
Aleid tr. eerder Jacob Simonsz. van Bentheim?; hertr. Walraven van Valkenburg, heer van Born, Sittard en Herpen, overl. 1378, 1345 vrouwe van Asperen.

Generatie XX

577.536 Jan III van Arkel, geb. circa 1280, overl. 24.12.1324, tr. (2) circa 1315
577.537  Kunegunde van Virneburg.
Jan tr. eerder Mabelia van Voorne, 1273-1313.

Generatie XXI

1.155.072  Jan II van Arkel, geb. circa 1255, overl. Sint-Pancras (Vronen) 27.3.1297, tr. circa 1275
1.155.073  Berta van Sterkenburg.

Generatie XXII

2.310.144  Jan I van Arkel, geb. circa 1230?, overl. Gorinchem 15.5.1272, vanaf 1253 heer van Arkel, tr. circa 1255?
2.310.145  Berta van Ochten? of Yda van Andel?

Bijlage I

1405 mei 10.


Brabants Historisch Informatiecentrum[BHIC], Heerlijkheid Mierlo 1a, f. 48-49.


Huwelycxe vorwaerde tusschen heere Jan van Grevenbroeck, ridder, ende joffrou Elsbena Dickbier.
Condt zy allen luijden die dese brieff sullen sien, want heer Jan van Grevenbroeck, ridder, outste soon heeren Robbrechts van Aerkel, ridders, baenderheere van Grevenbroeck, aen deen syde ende Hendrick Dickbier, heere tot Mierlo, aen dander syde, syn verdraghen eendrechtelijck in maniren hierna bescreven, dat is te weten dat de vors. heer Jan is comen (?)  medt zynen vryen wille, ombedwongen van ymanden ende met rype rade eensdeels zynre maghen ende vrienden als hy seyde, ende heefft aengedraghen ende gesocht de vors. Hendrick Dickbier zyn autste dochter joffrou Elsbeen tot een wettige zyne gesellinne ende bedgenoot, nae gewoente ende maniren alsoo daer toe behoerlyck is, alsoo dat Hendrick voers. met rade eensdeels zyner maghen ende vrunden die daer by ende over waren zynen wille ende consent daer toe gaff, ende sloechse (?) hem op, indien dat onse moeder die heylege kercke oorloffde ende oock staen mochte inde weth des heylichs houwelicks, alsoo dat de vors. heer Jan de vors. joffrou Elsbeen ontfangen soude ende hebben gelijck voorsz. is, ende setten haer in allen ende eenygelycke renthen, goede, chyns, moelen ende visscheryen gelegen inden lande van Hamont ende van Grevenbroeck, nyet vuytgescheyden mer gelyck alst hem van vorgenoempden heere Robbrecht zynen vader bewezen is tot hylicks stveir (?),
medt dese vorwaerde toegedaen, dat is te weeten oft geviel dat die vors. heer Jan van lyve ter doot quame sonder wettige geboirte van hen beyden ter werelt te brengen, dat nyet zyn en sal offt Godt wilt, ende die vors. joffrou Elsbeen daer naer langer leeffde offte leven soude, soo sal haer de vors. heer Jan geven ende bewysen in hylicker vorwaerde tot hare tochte ende duwarie vyff hondert Hollantse gulden der munte hertoch Willem van Hollandt off die weerde daer van in andere goede goude oft paymente dat daer goet voor zyn soude iaerlycx haer oft haren seeckere bode van harentwegen, te gelden ende te betalen tot twe termynen, dat is te verstaen ende te weten halleff tot Sint Jansmisse Baptist te midsomer (f.47v.) ende halleff tot Kersmisse van jaer te jaer daer naest vollegende, alsoo langhe als de vors. joffrou Elsbeen leven sal ende nyet langher, ende sal haer die vesten ende vollegen alsoo dat Hendrick Dickbier vors. genuegen sal en zyne vrienden vuyt alle zyne thyns, moelen ende weeren inden vors. lande van Hamont ende van Grevenbroeck gelegen ende den vors. heere Jan by overgifte van zynen heer vader zyn toebehoerende. Ende wanneer joffrou Elsbeen vors. van lyve ter doot commen sal, dat dan die vyffhondert Hollantsche guldens lyfftochten vors. weder commen ende blyven sullen den wettegen erffgenamen ende nacomelinghen des voors. heere Jans. Voortmeer soo sal Hendrick Dickbier voers. met joffrouwen Elsbeenen, syne dochter vors., …eve ende bewysen in houwelijxer vorwaerden den voors. heere Janne dryehondert nieuwe Gelresche guldens off die weerde daer voor in anderen goeden goude offt payement jarlycker ende erffelycker renthe, ende die hem te bevesten ende bewysen in seeckeren ende in goede onderpanden in der Meyerye van tsHertogenbossche gelegen tusschen dit ende van Pincxten naestcommende over een jaer nae date des brieffs alsoo dats heer Janne vors. genoegen sal. Ende offt geviel dat zy egheen wettege geborte en cregen gelyck voerscreven is, dat dan die vors. dryehondert gulden oft heer Jan langer leeffde dan joffrou Elsbena vors. weder nae zyne doot commen souden ende blyven den wettege erffgenamen joffrou Elsbeene voors. ende haren naecommelinghen.
Ende dese voors. punten ordinantie alle ende eenygelycken gelyck sy voorschreven zyn heefft Jan heer vors. aen deen zyde neffens zynen heer vader ende Hendrick Dickbier voors. aen dander zyde malcanderen geloofft te voldoen ende volbrenghen by haeren trouwe, eere ende sekerheyt, allen argelist vuytgescheyden.
In (f. 48) oorconde der waerheyt soo hebben wy heer Jan ende heer Robbert ende Hendrick voors. onse segelen hieraen gehangen, ende bidden voorts den eerbaeren heeren ende goede luyden hier nae bescreven dat zy haer segelen metten onse hier aen willen hanghen.
Ende want wy Jan van Berlaer, heere van Helmont ende Keerbergen, ridder, Godaert Haedonck (?), deecken van Woensel, priester, Jan van Bruhese, Geret vander Aa, Geredick van Berkell, heere tot Asten, daer by over ende aengeweest hebben doen dese puncten geschieden, soo hebben wy om beden wille des vors. heere Jans ende Hendrick Dickbier onse segelen in oorcondschap der warheyt hier aen gehanghen.
Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert ende vyve op den thienden dach in meye.

Bijlage II

1410 juni 19.


BHIC, Heerlijkheid Mierlo 1a, f. 55-55v.


Quitantie heer Jan van Grevenbroeck, ridder, over de dote beloofft by Hendrick Dickbier, heere van Mierle.
Ick Johan van Grevenbroeck, ridder, outste soon heer Robbrechts van Arkel, baenderheere tot Grevenbroeck, ridders, doe kondt eynenygelijcken, alsoo voortijts myn lieve geminde zwere Hendrick Dickbier, heere tot Mierle, mich medt zyner dochter joffrou Elsbeen in huwelycxe vurwaerde geloefft hadde inden iare van vijven op den thientendach in meije dryehondert nuwe Gelresche gulden binnen siaers te vesten op goede onderpande binnen der Meyerye van tsHertogenbossche gelegen, alsoo dat mich Jan vors. genughen solde, soo doen ick Johan vors. te weeten eenenijgelijcken dat mich Hendrick Dickbier, heere tot Mierle, myn zwere vors., van alle alsulcke huwelycxe gueden ende beloofften als hy mich geloofft oft gedaen mach hebben met joffrou Elsbeen synre dochter, nu mynre huijsvrouwe, zoo in gereede gelde, rogge ende andere mennicherleyde have, mich van hem ontfanghen ende gebuert ende ouch mits eynen hoeffve geheeten Terhoeven, gelegen inder parochie van Mierle, mich bewesen ende gelaeten in eynen testament gemackt ende geordinert byden selleven Hendrick huden des dags voor heer Peeter vander Strathen, notaris, in tegenwordicheyt vrouwe Dirix van Meghen, vrouwe van Mierle, Hendricken, Johans Dickbier, gebrueders, syne kynderen, (f. 55v.) myns Johans, ridders, ende myner huysvrouwe voers. ende voor veel andere eerbare gethuygen.
In wellecken testamente de selve Hendrick Dickbier, myn swere, zyne kinderen erffdeylden ende scheyden ende eenen ygelycken syn deele beweese, daer zy mede te vreden ende content solden wesen ende blyven sonder twiste, gelyck in den selven testamente claerlick begrepen ende verclaert is. Daer met dat ick Johan van Grevenbroeck, riddere vors., mich halde, bekenne ende belyde van allen huwelycxen goeden, vurwaerden ende geloofften die mich Hendrick, myn swere, voortyts geloefft offt besegelt mach hebben in ennegerwijs wael betaelt, vernugt, voldaen ende te vreden wesende, voir mich, myn erven ende naecomelinghen tot euwegen daghen, ende schelde daer off quyt Hendrick Dickbier, mynen swere voerscreven, zyn guede ende alle anderen die des quitancie behoeffven.
In oirconde der warheyt soo hebbe ick Johan van Grevenbroeck, ridder vors., mynen proprien segel aen dese opene brifven gehanghen.
Gegeven int jaer ons Heeren doenme schreeff dusent vierhondert ende thien, negenthien dagen inde maent van junio, met eenen vuythangenden segel der wapenen van Aerkel rontsomme getandelert in vuegen naerbescreven (afbeelding wapen zie hieronder).

 
Handschrift Mierlo f. 55v-56
De folia 55v-56 van het negentiende-eeuwse afschrift van het cartularium van de heerlijkheid Mierlo uit 1633, met op f. 55v de aftekening van het ‘getandeleerde’ Arkelwapen op het zegel van mijn voorvader Jan van Grevenbroek, ridder, oudste zoon van Robbrecht van Grevenbroek, baanderheer (baron) te Grevenbroek, uit 1410.

Bijlage III

1447 mei 30; 1447 juni 14.


Huwelijkse voorwaarden tussen Jan van Grevenbroeck en Christien Staasdr. van Sittert.


BHIC, Heerlijkheid Mierlo 1a, f. 59-64.


Inden naem ons Heeren Jhesu Christi, amen.

Overmits dezen tegenwordighen openbare instrumente sy kondt ende kennelick alle luyden dat inden iaer des geborten ons liefs Heeren duysent vierhondert ende sevenenveertich, der tiender indictien, nae gewoenten des eerweerdichs hoffs van Luijdick, op den dertichsten dach der maent van meije omtrent middach inden yersten iare des pausdoms ons alre heylichsten vader in Gode ende heeren heern Nicolaii, byder goddelicken voersienicheijt inden selven naeme die vyffde paus, in tegenwoordicheyt onse gemeijnen openbaren notarissen ende gethuijgen hier onder gescreven, tot den saecke hier naevollegende geroepen ende gebeden, gestanden zyn in propren persoonen de eedele joncker Jan van Grevenbroeck, voor hem selven, medt den eedelen ende bescheydene mannen joncker Robbrecht heere van Grevenbroeck ende joncker Hendrick van Grevenbroeck, zyne broeders, parthije mackende op deen syde, ende joncker Jan heere van Rijckel, man van wapenen, als wettich mombor ende in name joffrou Cristine wettige dochter wylen Staes van Sittert, anders geheyten vanden Cruijs, voor desselleve joffrouwe Christine zyne nichte, hem parthye maeckende opdie andere zyde, ende hebben seeckere condicien ende houwelycxe saecken ende vorwarde gemackt, geordineert ende gesloten overmits die vrunden van beyden syde, daer bij ende aenwesende, in alder maeten gelyck hiernae vollegende is.
Ende inden ijersten soo heefft de vors. joncker Jan van Grevenbroeck gebracht in hulpen ende toedoen des voors. houwelycxs, te weeten die somme van twehondert mudden spelten erffelycken renthen, die hy heefft geldende op ende aen die erffve, gueden ende heerlicheyt van Bijlrevelt met allen zynen toebehoorten, gelyck hem die gevallen zyn in zyn deylinghen tusschen en drye gebroeders, (f. 59v.) te weeten Robbrecht, Hendrick ende Jan voors., nae inhoudt des vuytsprackinghe ende sententien medt hennen vrienden, bueren ende maeghen gedaen ende vuijtgesprocken, soo met seeckere wisselinghe tusschen hen gebroeders geordineert nae inhalt der brieffven ende segelen daer van gemackt etc.
Item noch soo bracht de selve Jan van Grevenbroeck in name vors. de somme van vyfftich Rhynscher gulden die hy geldende heefft op dat slotth, landt ende banderye van Grevenbroeck met alle zyne toebehoorten, diewellicke hij gewisselt heefft teghens Hendrick zynen broeder vors., vor zyn goeden die hy hadde inden lande van Aerckel gelegen.
Item noch soo heefft dieselleve Jan van Grevenbroeck bracht ander vyfftich Rhynscher guldens op dat sloth, lant ende heerlicheyt van Grevenbroeck vors., in zyne deylinghe gevallen nae doot der vrouwen van Hulstberghe, zijner moijen, wylen wettege huysvrouwe was Hendrick van Welckenhuijsse.
Item zoo heefft noch de vors. Jan van Grevenbroeck bracht in chijnsen, cappoenen ende andere renthen inden selven lande van Grevenbroeck geleghen, geacht jarlijcx ter somme van sesentwintich mudden roggen erffelycker renthen, mate ende pachts van Hamont.
Item die twedeel van den hoeve ende gueden van Mierle, oock in zyner deylinghe gevallen, te hebbene nae doot vrouwen Elsbeene van Dickbier, zyne moeder.
Item alsullicke versterffenisse als hem aencommen sal nae doot zyner moije vors. die vrouwe van Hulstberghe ende wellicke erven ende goederen de voors. joffrouwe Christina medt haren mombor daer toe gecoren ende verleent met rechte eer die solemnisatie des vors. houwelycx gedaen, geduwaereyt zyn sall ter somme van twehondert (f. 60) mudden spelten op dat vors. lant ende heerlickheyt van Bijlervelt.
Item noch inde somme van vyffter! Rhynse gulden jarlycx op dat vors. lant ende heerlickheyt van Grevenbroeck.
Item noch vyffthien Rhynsguldens op die chynsen, capoenen ende renthen hem toebehorende, liggende inde vors. heerlickheyt van Grevenbroeck, geacht op sessentwintich mudden pachts ende make voors. Ende offve bevonde dat de twehondert mudden spelten vors. los stonden aenden heere van Elderen oft zynen naecommelinghen, soo eest gevorwaert ende geconditioneert, voert! dat saecke dat de vors. twehondert mudden spelten met recht ende met loije alsoo beschutt ende gequeeten worden, soo soudeme alsullicke somme gelts ganselyck ende geheel als daer die medt beschut weren setten inde wissel des hoogengerichts van Luydick, om aen te leggen tot behoeff ende oorbaer des vors. joffrouwe Christina, om haer douwarie daer aen te halen altyt medt raede ende toedoen drie der naeste vrienden van dese selleve Jans weghe ende drye vande naeste vrienden
vande vors. joffrouwe Christina daer in gehannt ende gedouagiert te wesen, ende die te hebben ende te gebruycken in alder manieren dat de twehondert mudden spelten nu liggen moeghen, alsoo verre als loije ende lant rechtrecht dat prysen mach, ende om de vors. joffrouwe Christina daer in gehant ende gedouwarijt te wesen ende die te hebben ende te gebruycken in alder manieren dat die vors. twehondert mudde spelten nu gehalden ende verbonden zyn mits hylicke vorwaerde vors.
Voortmeer soo vollegen hier nae alsullicke goeden, erffven ende renthen die joncker Jan heere van Ryckell vorgenoempt als wittich mombor der vors. joffrouwe Christina overgheeft ende bewyst in rechter huwelycxer vornwaerde (!) medt den vors. joncker Jan van Grevenbroeck, gelyck die vors. joffrouwe Christina haldende ende besittende is huyden des daghs,
te weten inden yersten (f. 60v.) een huys ende hoff medt zyne toebehoorten te Hubertingen gelegen by die kercke, geacht op acht mudden roggen Loons;
item thien boenre ende vierthien roede lants den vors. hoff toebehorende, dat boenre geacht voor twee mudden roggen Loons, beloopt eenentwintich mudden ende een halff;
item thien boenre beempden ende een halff, denselleven hoff toebehorende, ygelyck boenre geacht voor vier mudden roggen, beloopt twe ende viertich mudden roggen;
item noch drye boendre ende ende (?) enneghe royen bosschs ontrent Hubertinghen gelegen, dat boenre oock geacht tot vier mudden roggen, beloopt op dertien mudden roggen ende een halff;
item noch drye vaten roggen erffpachts te Hubertinghen geleghen;
item noch een pauhuijs (?) datwelcke ter weecke betaelt vierthien quarten quijten ende vierthien quarten hoppen, de quarte kuijten voor eenen halleven boddragher ende die hoppe een oortke, beloopt des iaers sessentwintich grijpen ende vyff boddragers ende oock sess Rhynsguldens voor die hondert ende twintich skerpen (?), vanden wellecken goeden vuijtgaen iaelycx te betalen acht mudden roggen ende vyff vaten Loons mate;
item noch ander goederen te …maren gelegen in deselleve heerlickheyt van Hubertinghen geleghen, dat is te weeten een huijs ende hoff nyet geestimeert;
item noch tweentwintich boenre lants ende een halleve roede de vors. hoeve toebehorende, dat boenre geacht op twe mudden roggen Loons, beloopt vierentwintich mudden roggen;
item noch twe mudden ende negen vaten roggen aen een ander huys ende hoff, commende ter summe (?) van sessenviertich mudden ende negen vaten der maete voors.;
vande wellicke voors. guederen jarlycx vuytgaen eenen twintich mudden roggen ende een halff;
item noch (f. 61v.) heefft aldaer als momber der vors. joffrouwe Christina zyner nichte, dat of sich hervonde (?) in toecommenden tyde dat den vors. gueden mids hem overgegeven nyet alsoo goet en waren offt oock beter waren vonden, dat hy daer inne nyet gehalden en wil zyn ende wilt volstaen mette selve goeden ende valeur offte werde als zy jarlycs sullen mogten gelden offte wert zijn;
alsullicke condicie gemaect hierinne behaldende, dats weert dat saecke dat de vors. joffrouwe Christina den selven joncker Jan, haren toecommenden man, overleeffden, dat zy alsdan halden ende besitten sal jarlijcx haar levende daghen lanck met hare douwarie ende bewysenisse (?) der huwelycker vorwaerde vors. de somme van twehondert mudden spelten iarlycxer renthen ende vyffentsestich Rijnsche gulden iarlycx nae inhalt hare douwarie vors.
ende dat nae haer doot de vors. erffve ende gueden wederom gaen ende keeren sellen ten naesten erffgenamen des selleve Jan van Grevenbroeck off daer hy die gordineert offte gelaten sal hebben met testament off andersints.
Wert oock dat saecke dat de vors. joffrouwe Christina afflyvich worde eer de vors. Jan van Grevenbroeck, hare toecommende man, sonder wettege gebortten van hennen beyder lyff achter te laten, ende dien soo solde ende sal de vors. Jan halden ende besitten allen die guederen ende erffven der selleve joffrouwe Christina, zyne toecommende huysvrouwe, zyn leeffdaghe lanck ende nyet langher. Ende by alsdan nae zyne doot ……. te gaen ende te keeren, te weten de halschet (?) van hueren goede aen Johan Volle, wettege soon Jans heere van Ryckel, haers neven, ende de ander halschet (?) aen jofferouwe (!) Johanna van Voerden, wylen dochter Coenrats van Voerden, hoere nichte, in alsoo verre als de vors. joffrouwe Christina egheen testament offt laetinghe van hare goeden gedaen ende gemackt (f. 62) en hadde in hare levende daghen, wellicke de vors. Jan van Grevenbroeck geaggreert ende consenteert heefft te macken ende te doen tot haren wille.
Maer waer dat saecke dat die vors. naervollicx offt persoonen kynderen tesamen kreeghen, die souden ende sullen alsdan nae doot vaders ende moeders staen in alsullicken erffven ende gueden als hen van vader ende moeder achter bleven weren, nae den lantrecht offt nae ordinantie vader ende moeder, sonder archlist.
Item soo eest oock geconditioneert, wert dat saecke dat de vors. joffrou Christina den selleven haren toecommende man alsdan verlefde (?), dat zy alsdan sal moghen halden ende regeeren alsullicke kynderen als van hoeren byder lyff comen ende verweckt voeren (?) tot den tyt toe dat zy tot hennen vollen daghen van vyffthien iaren commen sullen syn, ende die goederen heffen ende bueren sonder ymants wederseggen, iae alsoo verre als zy sich nyet en veranderde offte en herhoude (!), met alsoo dat soo wanneer deselleve kynderen tot hennen daghen comen weren ende medt hender joffrou moeder nyet blyven en wolden oft en costen, soo soude ende ende (!) soo mach deselleve joffrou Christina hen moeder behalden ende besitten haer douwarie voor, vuyt ende die halschen (?) van haere guederen ende erven haer toebehorende, in alsoo veere als zy haer niet en veranderde offt en heruwede (!) gelyck vors. is. Ende offt saecke weer dat zy herhuwede, soo soude zy ende mach alleen behalden haer duwarie gelyck haer bewyst is oft halff hare gueden van haren weghen comende als vors. is, inden wellicken zy alsdan haren koer hebben sal.
Item als van den vercreghen gueden die dese vors. personen te samen vercryghen sullen ofte mochten in hennen vollen stoel, die sal der langste levende van hen beyden halden ende besitten syn leeffdaghe lanck, ende nae doot des leste levende wederom keeren ende gaen halff aende naeste maghen (f.62v.) ter eendre syden ende die ander helft ten naesten maghen aen die andere syde offte daer zy ende een yegelyck van hen van zyne halfschet geordineert oft gelaten hadde medt testamente offt anders, sonder arglist.
Item zoo is oock geconditioneert, wert saecke dat geviele in toecomenden tyden dat den vors. joncker Jan van Grevenbroeck ennegen last offte noet aenqueme, dat Godt verbieden moet, van synen heere ende prinche oft van brande offt veeden, van vrienden ende van maeghen, ende dat zy om alsullicke saecken van hunne goederen mosten vercopen offt versetten, soo moeten zy nemen die naeste vrienden, twe op deen syde ende twe op dander syde, eer zy vercopen offte versetten sullen moghen, ende dat is te weeten, sullen sy vercoopen, soo sal me! vercopen twe deelen van zynen gueden ende eendeel van hare gueden.
Wellicke puncten ende ordonancien vande huwelycxsen vurwerden vors. ende eenygelyck van hen die vors. Jan van Grevenbroeck op deen syde ende Jan van Ryckel als mombor ende in naam joffrouwe Christynen zynre nichten voors. op dander syden ende eenygelyck van hen bysonder alsoo verre als hen dat aentreft hebben gelooft ende geloven met inhoud dees instruments by hoere trouwen in stadt van eede, ende op die peene vanden banne in handen onsen openbaer notarissen hier ondergescreven dat ontfangende stedich, wael ende vast teuwigen daghe te halden, te volvuren ende te volbrenghen sonder daer teghen te doen, heymelyck oft openbaer, by hen selleven offt anderen, in eneger manieren, sonder arghelist.
Ende ter stont soo was de vorgenoempde Jan van Ryckell als mombor vors. medt joffrouwe Christine vrunden daer by staende alsoe beraden dat hy den vors. joncker Jan van Grevenbroeck dat nemende overgaff met yser ende stael als dat gewonelyck is jonckvrouwen Christinen vors. om zyne toecommende wyff te wesen ende om medt haer voort te varen metten heyliger (f. 63) kercke als dat gewoenelyck is ende alsoo verre als die selleve ons moeder die heylege kercke dat consenteert.
Op wellicke puncten ende ordonantien vors. beyde die parthyen vorgenoempt ende een ygelyck besonder heessche ende begeerde van ons notarissen openbaer hier ondergescreven om hen te willen maecken een offte meer openbaer instrumenten.
Dese puncten ende ordinantien van houwelycxer vorwaerden vors. zyn geschiet ende gemackt inder stadt van Borchloon, bisdom van Luydick, inden huijsse ende herreberghe gehieten inden Valck inden jare, indictien, maent, dach, uure ende ….tificatien voirgeruert, daer by synde van joncker Jan van Grevenbroeck weghen die eedele ende bescheyde mannen van wapene, te weeten heere Arnt van Hamel, heere van Elderen, ende heer Willem zynen wetteghen soon, Robbrecht heere van Grevenbroeck ende Hendrick van Grevenbroeck zyn broeder vorgenoempt, Jan ende Roelmont (?), wettige sonen dese selleven joncker Robrechts van Grevenbroeck, Robrecht vanden Broeck, medt noch meer anderen wysen ende eerbaren mannen van wegen joncker Jans vors.
Ende van wegen joncker Jans vors. ende van weghen joffrouwe Christina vorgenoempt eedele ende bescheyde heeren ende mannen van wapenen heeren Raes van Ryckel, canonick van Luydick ende proost van Sinte Bartholomeus tot Luydick, heer Willem van Alsten (?), heere van Hamel, ende heeren Raes Warous, heere van Vorous ende van Ossinguiz, ridders, Raes van Hackaert, heere van Hubertinghen, Jan vollen soon joncker Jans van Rickell vors., heere Arnt Verlennen (?), canonick ende senger van Hoeij, ende veel meer anderen gethuyghen over de vors. houwelycxe vorwaerde, wesende daer toe geroepen ende sunderlinghe gebeden.
Onder staet:
Ende want ick Hubertus Back van Bergheyck, clerck des bisdoms van Ludick, vander keyserlicker macht ende auctoriteyt gemeen notaris, by ende aen die puncten van houwelycxer vorwaerde ende ordinantien tvors. (f. 63v.) ende alle andere puncten, vorwaerden, condicien ende geloofften, doen zy in formen ende manieren voors. overmits den parthyen voergen. inder tegenwordicheden der heeren mannen ende gethuijghen oock vorgenoempt geschieden, tracteert ende gesloten worden van beginne ten eynde medt den eerbaren man Oogier inde selve stucken ende saecken (?) voors., mynen medenotaris, hier onder gescreven, tegenwordich geweest ben en deselleve puncten gelyck vors. is sach, wiste ende hoorde geschien, daeromme hebbe ick dit tegenwordich openbaer instrument, overmits een anderen my met andere treffelicke saecken ende stucken onledich wesende, trouwelick gescreven, daer van gemackt ende geconficieert ende in desen openbaren formen gesettet ende mett mynen gewonelycken teeckene ende name myn selleven hier medt myne propre hant onderscreven, beteeckent ende gethuychenissen allen ende eenenyegelycken puncten vors.
Ende want ick Ogerus de Fonte (?), clerrick des bisdoms van Luydick, vanden keyserlycke macht ende auctoriteyt gemeyn notaris by ende aen die puncten van huwelycxen vorwaerde ende ordinantien voors. ende alle andere puncten, vorwaerden, condicien ende geloofften, doen die in forme ende manieren vors. overmits den parthyen vorgenoempde inder tegenwordicheyt der heeren mannen ende gethuygen oock vorgenoempt geschieden, tracteert ende gesloeten worden van beginne ten eynde medt den eerbaren man Hubertus Back voors. indeselleve stucken ende saecken voors., mynen mede notaris hier boven gescreven, tegenwordich geweest ben ende die selleve puncten gelyck voors. is sach, wiste ende hoorde geschiden (!), daeromme heb ick dit tegenwordich openbaer instrument, overmits eenen anderen my met andere treffelicke saecken ende stucken onledich (f. 64) wesende, trouwelick gescreven, daer van gemackt ende geconficieert ende in desen openbare formen gesettet ende medt myn gewonelycken teecken ende name my selleven hier medt gewonelycke teeckene ende name my selleve hier met mynre propre hant onderscryvende, geteeckent ende corroboreert, versocht ende gebeden in geloove ende gethuychenisse all ende eenygelycken puncten voors.

Johan byder genaden Godts, busschoff (!) van Ludich, hertoch van Bullion ende greve van Loen, wy doen kunt dat wy vur ons medt onse nacommelinghen busschoppen off electen van Ludich unde grave van Loen sulleke hylichs voirwerden als medt consente onser moeder der heyliger kercken gemackt und gesloten zyn tusschen Jannen van Grevenbroeck ende Christina vanden Cruijs hylicslidens, door de wellicke hylicsvorwerden dese onse approbatie brieff gesteecken is zoo verre und sooveel de hylicxe vorwaerde mentie macken und aenheffen seeckeren erffelycken jaergulden oft renthen op onse leengueden gelegen, rurende van ons in Loenscher leen, geapprobeert,

und bevesticht hebben und medt desen onsen briffven willegen, approberen und vestighen, willende dat de hylicke vuerwarden met allen clausulen unde conditien daer inne begreepen van macht zyn ende voortganck hebben tsu (?) bekentie (?) ons secreets segel hier aen gehanghen.
Gegeven int jaer ons Heeren dusent vierhondert sevenenviertich, op den vierthienden dach inde maent junio.
Op die plycke stont:
Door sunderlinghe beveele mynen genedege heerens vors., daer by waren Ordinghe Voorde (?) und Robbrecht van Grevenbroeck.
Onderteeckent:
L. de Berghen
met eenen rooden vuythangende segel in rooden wassche vanden prinche van Luydick dorsteecken ende hangende aende originele hylicke vorwaerde.

Bijlage IV


1532 september 29.


BHIC, Heerlijkheid Mierlo 1a, f. 69-74.


Testament van Raas van Grevenbroek, heer van Mierlo en Binderveld, voor schepenen van Mierlo.


Wy Pieter van Brussel, Wilhem Aert Costers, Hendrick Rutthen, Willem Snoecx, Berthout sGreven Roover, Aert Roovers ende Joost van Gheyswinckel, schepenen binnen der heerlickheyt  van Mierle, doen cont een ygelyck ende certificere voor de warachte waerheyt datt voor ons commen is joncker Raes van Grevenbroeck, heere van Mierle ende van Bilrevelt, goet van verstande ende zynen sinne wel machtich wesende,

ende heefft voor (f. 69v.) ons schepenen vors. syne vuyterste wille gemackt ende geordineert van alle zyne goederen hem van Godt almachtich verleent wesende, ende dat vuyt crachte van seeckere opene briffven van octroij ons heeren ’s keysers als hertoghe van Brabant, hem daerop verleent wesende opden achtienden september int jaer ons Heeren dusent vyffhondert ende sessentwintich, onderteeckent Proest ende behorlyck besegelt.
Inden yersten heefft de vors. joncker Raes wederroepen alle andere dispositien ende vuytersten will die hy voor date van desen ennichsints heefft gemackt, willende dat dit gegenwerdich testamente van werde gehouden worden voor alle richteren, beyde gheestelyck ende werlyck, nyettegenstaende daer inne ennege clausule ofte andere termynen offte solemniteijten van rechten vergheeten offte andersins vuytgelaten waren.
Maeckt ende besetth oversullicx de fabrique van Sinte Lamberti binnen Luidick voor zyn onwetent onrechtverdich goet eenen kuervorst gulden eens te geven.
Noch mackt hy den cloosteren vande vier biddende ordenen hunnen statie binnen dese parochie hebbende ellicken een mudde roggen nae zyne doot eens te geven.
Ende will dat men alle zyne bewysselycke schulden van zyne gereetste guederen yerst en vorall aff betale sonder ennege vuytstel, fraude offte simulatie. Ende by alsdan daer ennege schulden waren nyet wel bewysselyck dan ennichsints apparent, will datme (!) die selleve oock betalen sal alsoo datter zyn siele aff ontlast mach worden metten costen van (f. 70) synen vuytvart ende andere kercke rechten, wellicke vuytvart men doen sall binnen ses weecken nae synen doot.
Noch en begeert tselleve niet met groote oncosten ende pomperyen volbrocht te worden dan stillickens nae verheys synen stamme ende qualiteijt als adelickerwyse toestaet sonder meer.
Ende wilt dat daer op geroepen werden zyne naeste vrienden inden lande van Luyck ende Brabant, mitsgaders zynen scholt, schepenen, lathen, molderen ende andere syne dienaren medt twee offte drije omliggende heeren van naeste dorpen ende de pastooren aldaer, begerende ten dage van zyne vuytvart gespynt te worden voor die porte vanden casteele van Mierle de arme menschen aldaer commende ses mudden gebacken broots ende deylen die aldaer, ende daer toe elcken armen menschen die daer sullen commen eenen halleve stuyver gelts, opdat zy Godt voor zyne siele bidden.
Will oock datme (!) eenen tyt van vier jaren terstont nae zyne doot jarlycx eens doe backen drye mudden roggen der mate van Mierle in brode, ende die te spynden den armen voor de poorte vanden vors. casteele, ende salme de vorseyden rogge halen ende heffen op die hoeffve des hoeffven daer Anthonis Verhoeven nu op woent, ende dat op den yersten witten donderdach nae synder doot, ende soo vervollegens die vors. drye jaren.
Item datme terstont nae zyne doot eenen termyn van ses jaren, den eenen nae den anderen volgende, besorghen sal alle jaren dyen vors. tyt gedurende de brueders van de observanten tot Weert eene goede tonne herrincks, ende daer voor sellen dieselleve broeders de vors. tyt durende een weeck misse voor zyn siele doen ende memorie voor hem houden.
Item maeckt den vorseyden testateur vuyt crachte vanden vors. octroij Jannen (f. 70v.) van Grevenbroeck, zyne vuntpeeteren, den wettegen soone van joncker Franchois van Grevenbroeck, des testateurs broeder, die heerlickheyt van Mierle met alle hare (!) ende leege jurisdictie, met den slothe van Mierle, allen ende eenen ygelycken henne toebehorten, waranden, gruyten, chynsboecken, leenboecken, vischeryen, nyet vuytgescheyden, gelyckerwys die vors. testamentmacker die ten deele vercregen heefft ende ten deele is gemackt ende aenbestorven van zyne neffve wylen heer Jan Dickbier, grave van Meghen ende heeren van Mierle, gelyckerwys die vors. testamentmacker dieselleve oock verheffven heefft ende te leene ontfangen vande keyserlycke majesteyt als hertoghe van Brabant, met twe hoeffven, deen de Neerhoeve gehieten ende dander die hoeve te Nuwenhuijssen genampt, met die wintmolens ende watermolens op Coll ende alle hunne toebehorten, met noch sestien mudden roggen die hy testateur iarlycx hefft vuyt die watermolens van Opwetthen binnen der heerlickheyt van Nunen, met allen den bescheeden daer aff zynde; noch een huys ende erffenisse gelegen tot Mierle aenden Boome, dwellick hy testamentmacker vercregen heefft van Lenert Gobels, om alle de vors. goederen erffelyck nae de doot des vors. testamentmackers te besitthen, behoudelyck dat myn vors. neeffken nae zyne doot de vors. goederen sal moeten laten succederen op zyne wettege kynderen offte rechte erffgenamen, ende ingevall hy egheen kynderen en creech op syne andere broeders offte susters die alsdan int leven sullen bevonden worden offte andersints op henne kynderen ende rechte erffgenamen.
Des wilt ende ordineert de vors. testamentmacker dat zijnen vors. neffve joncker Franchois van Grevenbroeck, vader vande vors. Jan, de vors. heerlickheyt ende goederen (f. 71) regeren sal alsoo lange hy leefft tot meeste profyte zyns soons vors. off den ghenen dye alsdan van zyne andere kynderen vande vors. jonckeren Fransen leven alle, behoudelyck dat mans voor vrouwe hoiren sullen gaen inde heerlickheyt ende thuys van Mierle mett henne toebehorten vors.
Des begeert den vors. testamentmacker datme (!) Bonaventura zynen naturlycken soone laete zyn leven lanck bedienen het schoutentampt van Mierle nae doetgaen vanden yegenwordegen schoutentht!, ende datme hem laete alsdan behouden die coeren ende bruecken van vier ende een halleve ponden ende daer onder aen denselleven mede mackende alsullicken huys ende erff als dieselleve nu ter tyt besittende is, gelegen binnen dese parochie van Mierle aent Cruys in het dorp, met noch twe buendere bempts geheten den Nuwen bempt, die nu in huere heefft Willem Sanders. Ende begeert dat den vors. Bonaventura vry sal zyn syn leve lanck vande gruijte van het bier dwellick hy mochte vuyttappen tot zynen huysse, dan nyet over tghene hy mochte met die tonne vercoopen.
Item mackt ende besedt den vors. testamentmacker om seeckeren dienst hem gedaen ende andere redenen hem daertoe moverende Barbara Mertens dochter een jarlijcxe ende erffelycke renthe van twelliff Carolus guldens, twintich stuyvers voor ellicken gulden gereckent, te losstaende met twe hondert gulden ende vyffentwintich nae vuytwysen der schepenen briffven hierop (?) gemackt synde, wellicke rente nu geldende is Hildegont weduwe wylen Mathys die Vleminck, erffelyck nae die doot des vors. testamentmackers te hebben ende haren vrijen wille daermede te doen sonder toedoen van ymanden.
Noch soo mackt hy ende besetth mitsdesen in crachte van octroy Anna zyne naturlycke dochter, verweckt by de vors. Barbara Mertens, een iaerlycxe ende erffelycke renthe van vyfftich carolus gulden, den gulden tot XX stuyvers gereckent, jarlycx te heffen ende te bueren op het groesgelt van zynen hoeven van (f. 71v.) Nuwenhuijsse ende Neerhoeve, beyde gelegen inde vors. parochie ende heerlickheyt van Mierle, om daer mede haren vryen wille te doen ende te los staende nae vuytwysen der ordinantie vanden keyserlycken majesteyt. Ende ingevall de vors. Anna met dese assignatie sonder vorder veste nijet bewaert en waer, will in dijen gevall dat de vors. Jan van Grevenbroeck, zynen neve, die hy de vors. brieffve gelaten sal hebben, off by zyne affllievicheyt die in zyn stede sullen succederen, gehouden sullen zyn behorlyck te besetten de vors. vyfftich gulden op het vors. groesgelt.
Noch mackt hy Barbare, Lucie ende Marie, zyne vordere naturlycke kynderen, geprocreert aen de vors. Barbara Mertens, zyne hoeve ter Hoeffve genampt, met allen hare toebehorten, gelyckerwys Aert Verhoeven die selleve nu ter tyt in pechtinghe heefft, gelegen inde parochie van Mierle vors., om deselleve nae zyne doot erffelyck te hebben, besitten ende gebruycken ende onder den anderen te deelen ende henne wille daer mede te doen sonder toedoen van ymanden.
Ende indyen de vors. Anna storff sonder wettege geborten, sullen de vors. vyfftich gulden wederom commen aendie vors. heerlickheyt. Ende soo ennege vande andere drye dochteren haer tot geestelycken staet begaven, als ick verkose datse doen sullen, dat ellick alsdan thien Carolus gulden op haer lyff iarlycx buren sal op de vors. hoeve ter Hoeven ende vyfftich gelycke Carolus gulden eens te boeren op de vors. hoeffve daerme (!) hem met cleeden sal int clooster.
Item mackt hy (f. 72) testamentmacker zynen neffve den vors. joncker Francois van Grevenbroeck, zyns broeders soone, alle zyne goederen die hy achterlaet inden lande van Luydick, ende begert ernstelyck dat hy des testateurs vuntpeeteren joncker Jannen van Grevenbroeck, zynen outsten soone, wel sal doen leeren ende optrecken, die hy daeromme te meer synen vorderen generalen erffgenaem heefft geinstitueert onder de regeringhe van zynen vader vors.
Item hy mackt den capelle der kercke van Mierle synen damasten rock om casufelen daer aff te macken, ende der capelle oft huys van Mierle ende den altar inder kercke van Mierle, zynen camelotten tabart, zoo hy die dragen plach mette voeder, om ornamenten daeraff te doen macken;
ende Laureynsen van Eynhouts, synen schoutent van Mierle, een engelotth, eens te geven; ende heer Huyberden Houtlocx eenen gouden gulden, oock eens te geven.
Ende om die testamente te beeter onderhouden te worden gheefft hy testamentmacker heer Willemen Dickbier, prior opde Hage by Eyndhoven, volcommen macht ende bevel, indyen hier nu yet geordinert ware waermede tselvre (!) off enneghe clausule daer inne gescreven henne effect nyet sorteren en solde ofte solden ofte ennichsints men tselleve men (!) solde connen infringeren, datteselve heer Willem alsullicx corrigere ende muteren sal in alder maniren hy testamentmacker solde mogen doen indyen hy selver in menschelycker nature alsdan tegenwordich waer, reserverende den vors. testamentmacker dit testament te moghen mueteren, adderen, declareren als hem dat beliven sall.
Ende want dit altesamen vor ons schepenen vors. (f. 72v.) alsoo geschiet is, soo hebben wy schepenenen vors. dit tegenwordich testamente met onsen gemeenen schependoms segel besegelt.
Geschiet int iaer ons Heeren
XVc tweendertich, den negenentwintichsten dach in septembri.

Daer nae ten daghe, jare ende maent vors. ontrent een uure nade ordinantie vanden vors. testamentmacker heefft denselleven vuyt crachte vande clausule revocandi, addendi, immutandi, corrigendi, declarerende etc. inden vors. originelen testamente gescreven ende geinsereert, gewilt alnoch dat de vors. Barbara Martens dochter sal hebben synen gevoudert lackenen tabbart, met vossenvellen gevoedert; ende dat myn neffve joncker Francois van Grevenbroeck inden naem van synen outsten soone, mynen universelen erffgenaem, sal schuldich zyn de vors. Barbara Martenssen met hare kynderen te doen stellen ende cleeden inden rouwe in goet swart lacken; ende doen macken Rodasti (!) den vorster van Mierle eenen swarten pulsrock; ende Heylwege zyne marte te geven lacken tot eenen swarten rock; ende betalen Janne Kems (!) tghene hy hem schuldich is, ende nu Jannen den muelenmeester ende Hendricken syne camerlinck; ende dander knapen ende Heylwege syne maerte vors. henne volle huere al en isse noch nijet verscheenen. Ende mackt zynen vors. schoutentht Laureynsen van Eynhouts vier gulden voor zynen rocklacken dat hy testamentmacker hem beloofft hadde; noch denselleven Lauwereynsen eenen engelotth ende heer Huybrecht
(f. 73) Houtlocx eenen gouden gulden van XXIIII stuyvers (of XXVIII) stuyvers, die hy testamentmacker voor hennen arbeyt hen gemackt heefft.
Willende oock dat de vors. Laureyns sal blyven in officie tot Mierle in alder maniren hy nu is soo lange hy will dienen. Ende sal mynen vors. neffve joncker Franchois van Grevenbroeck inden naem syns soons vors. den vors. Laureyntsen van Eynhouts te baten comme jarlycx een nu rock laecken offte vier carolus gulden daervoor, dwellick den vors. joncker Franchois aldaer present synde geloffden aen den vors. testamentmacker synen sone (?) in alles te volbrengen, ende voorts alle andere stucken dat des testamentmackers siele daeraff ongelast blyve mochte.
Voort verclaerende den vors. testamentmacker ende wilt dat dieghene die niet de mackselen, legaten offtie parthyen vande (?) ghene die desen synen vuytersten wille nyet en willen vollegen noch daer mede te vreden zyn, tsy in heel offte deel, sullen alsdan vanden selleve mackselen geheel vervallen zyn, ende sullen indesen gevalle deselleve goederen succederen op syns susters nagelaten kynderen, sonder argelist.
Dit is geschiet ende gepasseert voor goede, eerbare, discrete mannen heere Huybrecht Houtloexs ende Laureyntsen van Eynhouts, alle beyde gemeen notarissen, diewellicke tghene vors. neffens de vors. schepenen van Mierle door begerte vande vors. testamentmacker hebben beteeckent, dwellick wy schepenen vors. door begeerte des vors. testamentmackers oock gerne gedaen hebben in kennisse der waerheyt van tghene vors. is.


© 2019-2022 C.J.C. Broer en M.W.J. de Bruijn. - Gepubliceerd 2 mei 2019; laatst bewerkt 3 januari 2022.